Alles over kunst

Expo  HART Nr. 212

"Soms denk ik dat ik niet meer moet fotograferen"

Sofie  Crabbé

Een analoge traditie, een autobiografische kern, een intieme dialoog met het model, een non-conventionele benadering van fotografie: parallellen genoeg tussen het oeuvre van Dirk Braeckman (1958), Gerard Fieret (1924-2009), Paul Kooiker (1964) en Annelies Štrba (1947). Voor HART trok ik naar een tentoonstelling van dit kwartet in Be-Part Waregem, om vervolgens 180° graden rechtsomkeer te maken, richting Zeno X, voor Braeckmans solo FERNWEH. ‘Veel van m’n archief is nog onontgonnen, soms denk ik dat ik niet meer moet fotograferen.

Gerard Petrus Fieret, Zonder titel, 1984, gelatinezilverdruk, Kunstmuseum Den Haag

Onder een zachte lentezon rij ik richting Waregem. Patrick Ronse, curator van Be-Part, bracht er vier meesters in het kijken samen. Ik ben vooral benieuwd naar het werk van de multimediakunstenaar Annelies Štrba, wier werk ik het minst goed ken. ‘In België was mijn werk nog maar enkel in een galerie in Knokke te zien’, vertelt ze me. Dit in tegenstelling tot het werk van Braeckman en Kooiker, dat bijna geen inleiding meer behoeft. De Nederlander Gerard Fieret ken ik vooral van de master Photographic Studies die ik volgde aan de Universiteit van Leiden. Wim van Sinderen, curator van het fotomuseum in Den Haag, moedigde ons destijds aan om onderzoek te doen naar de nalatenschap van deze unieke figuur. ‘Nu hij nog leeft’, zei hij. Zijn woorden waren amper koud of
de zelfverklaarde ‘fotograficus’ legde ook daadwerkelijk het loodje, op 22 januari 2009. Goed om zijn werk nog eens in België te zien, dat gebeurde tot nu toe veel te weinig.

Groot is m’n enthousiasme als ik zie dat Be-Part zijn centrale ruimte integraal aan Gerard Fieret wijdde. Op de vintage prints, alle gemaakt tussen 1965 en 1975, ontwaar ik wat hijzelf ‘le monde entier’ noemde. Ik zie vooral ‘zijn (kleine) wereld’: vrouwelijk schoon, quasi steeds begerenswaardig in beeld gebracht. De mannen in de foto’s komen knullig over: ze eten gulzig, dragen sokken in sandalen of staan onnozel met een zwaard te zwaaien. Die laatste foto is een zelfportret, zo blijkt. De afdrukken zijn vaak beschadigd: vlekken, krassen, kreuken en scheuren zijn schering en inslag. Het zijn sporen van een achteloos bestaan van een fotograaf die leefde als een clochard met een atelier waar de prints overal rondslingerden. Ik vraag me steeds af wat de anarchist pur sang zelf zou vinden van de manier waarop zijn werk vandaag wordt gepresenteerd: in grote, smetteloos witte passe-partouts en keurig ingelijst. Dé manier om zijn werk te ervaren was ongetwijfeld een bezoek geweest aan zijn biotoop in Den Haag. Zou zijn werkplek twaalf jaar na zijn dood onaangeroerd zijn gebleven? Ik vrees ervoor.

Een ritmisch gebonk trekt me naar een donkere, ondergrondse ruimte. De soundtrack begeleidt Shades of Time, een immersieve installatie van Annelies Štrba. ‘Haar werk is voor velen dé ontdekking van de tentoonstelling’, zegt Patrick Ronse. De inmiddels 73-jarige kunstenaar presenteert 240 archieffoto’s door ze op drie schermen te projecteren. De beelden zijn gemaakt tussen 1970 en 1994. De projectie neemt me op sleeptouw: het zachte, dromerige kleurenpalet, de speelse herneming/spiegeling van beeldmateriaal, de snapshotesthetiek, de intimiteit, en vooral de pulserende, repetitieve sound. Anekdotische momenten van verschillende generaties familieleden flitsen voorbij, afgewisseld door heidevelden en kille gebouwen uit het Oostblok. Štrba vertelt me over haar werk: ‘De projectie bevat verwijzingen naar literatuur en plaatsen die iets betekenen voor de mensen van wie ik hou, zoals de dorpen en desolate landschappen in Wuthering Heights van Emily Brontë en Lady Chatterley’s Lover van D.H. Lawrence. Ik wil de familiefoto’s ook situeren binnen een tijdscontext door referenties naar historische catastrofes toe te voegen, zoals de kernramp in Tsjernobyl. Ik maakte hiervoor foto’s van mijn televisiescherm in m’n atelier in Londen’, licht Štrba me toe. ‘In 2009 nodigde Nan Goldin me uit voor een tentoonstelling tijdens Les Rencontres d’Arles. Ze was zwaar geraakt door m’n werk.’

Het is mooi hoe Fieret en Štrba, de twee namen die tot nu toe in België het meest onder de radar bleven, in deze tentoonstelling de eerste viool spelen. Paul Kooiker krijgt nochtans ook een ereplaats. The Rumour (2020), achttien portretten van ezels, gefotografeerd in zijn studio, hangen in een grid tegen een zacht krommende, betonnen wand. Het voelt als een omarming. ‘De reeks is een eigentijds commentaar op het historische surrealisme’, lees ik. Het is niet z’n meest spraakmakende reeks, al zal ik de foto’s niet licht vergeten: de verschillende weergaven van de ezels – frontaal, in profiel, langs achteren –, de diverse tinten grijs, waarin ik soms roze en beige ontwaar, en niet in het minst de diertjes zelf: hun vacht, weerloze blik en pose.

Annelies Štrba, Linda in der wiese, 1992

De tijdloze zilvergelatineprints van Dirk Braeckman ten slotte zijn stil aanwezig. Zijn tactiele afdrukken van interieurs en stillevens hangen verspreid over de verschillende ruimten: in de kleine inkom, wat verderop enigszins in de schaduw van de installatie van Kooiker en in de houten doorgang naast het werk van Fieret. In deze laatste ruimte koos hij voor dezelfde presentatie als de Nederlandse outsider, namelijk een witte passe-partout en een houten lijst. Dit is ongewoon voor Braeckman, we kennen hem van zijn fijne, stalen frames. Het is ook een atypisch beeld: vrouwenbenen omklemmen een grote schedel. Het zou een werk van Fieret kunnen zijn. ‘Braeckman maakte deze toevoeging een uur voor de opening’, vertelt Ronse. De gecreëerde verwarring werkt wonderwel. Wanneer ik de kunstenaar vraag naar zijn nederige positie in de tentoonstelling, antwoordt hij: ‘Dit is een bewuste keuze. M’n werk is al zo vaak getoond. Ik heb een diep respect voor de fotografie van Fieret en Štrba. Als beginnend kunstenaar had hun werk een serieuze impact op mij. Mijn bijdrage fungeert een beetje als een inleiding tot hun beelden. Ik heb zelfs nog gesuggereerd om Ode aan Fieret en Štrba als titel te gebruiken. Paul houdt er dezelfde mening op na. Hij is ook een grote fan van
hun werk en heeft Fieret nog bij leven gekend.’ Wat mij betreft vragen de beelden van Braeckman om een speciale, ingetogen locatie, een soort kapel waar ze veel ruimte krijgen en een gewijde rol kunnen spelen. In afwachting kunnen we naar zijn expo FERNWEH bij Zeno X. Dit prachtige Duitse leenwoord is onvertaalbaar. ‘Het is het omgekeerde van heimwee. Het betekent zoveel als het verlangen om te reizen, om onbekende plekken te verkennen, om weg van huis te zijn’, vertelt Braeckman. Zijn nieuwe werken zouden wellicht nog beter tot hun recht komen in de vertrekken waar Zeno X nu Marina Rheingantz toont. Hoe dan ook, de toverkracht die zijn beelden op me uitoefenen lijkt nooit uitgeput te raken. ‘Door de lockdown reisde ik meer dan ooit doorheen m’n fotoarchief, heerlijk! Ik wilde dit al lang uitgebreid doen. Ik heb veel beelden ontdekt. In de donkere kamer en de gewone lichtstudio experimenteerde ik met allerlei tools: ik herfotografeerde prints door glas, testte verschillende lichtbronnen uit, maakte een digitale print van een analoge, en vice versa. Soms weet ik het zelf niet meer goed, de prints komen zo snel en organisch tot stand.’ Tijdens ons laatste interview hadden we het over zijn bezorgdheid over wereldse problematieken en zijn zoektocht om via kunst engagement en dialoog tot stand te brengen. ‘Die bekommernis is meer en meer aanwezig. Of je het letterlijk in m’n werk ziet? Die onrust is onderhuids aanwezig, mijn beelden zijn ‘unexploded bombs’ – zoals schrijver Luc Sante het treffend formuleerde.’

Braeckman | Fieret | Kooiker | Štrba tot 30 mei bij Be-Part, Westerlaan 17, Waregem.
Open di-vr en zo van 13-17 u. be-part.be
De tentoonstelling is een partnerproject van het fotofestival Track & Trace dat tot 25 april in Kortrijk loopt.
FERNWEH - Dirk Braeckman tot 24 april bij Zeno X Gallery, Godtsstraat 15, Borgerhout Antwerpen. Open wo-za van 13-17 u. www.zeno-x.com.
Zie ook www.loodd.art voor een editie van Dirk Braeckman.