Alles over kunst

Expo

Lichamen als kruispunten van bezieling

Bas  Blaasse

Praktische info

Flying on the Raven's Wing, t/m 5/9 in Vilvoorde. Met werk van Aline Bouvy, Daan Gielis, Sonia Gomes, Rashid Johnson, Rotor, Tarek Lakhrissi, Leopold Banchini, Grace Ndiritu en Marinella Senatore. Het muziekfestival vindt plaats op 10, 11 en 12 september.

Wanneer vrienden mij van buiten Brussel komen opzoeken probeer ik ze altijd mee te nemen naar plekken die op de een of andere manier verrassen, het liefst ook mijzelf. Gelukkig heeft de hoofdstad aan dat soort plekken geen gebrek. Na vijf jaar blijven mijn ogen vaak genoeg geopend worden om de gewoonten van het dagelijkse stadsleven nooit vanzelfsprekend te laten worden. Maar Vilvoorde was nooit een bestemming. Op de Asiat-site, een voormalige militaire basis in Vilvoorde, probeert Horst daar nu verandering in te brengen. Het terrein ligt aan de Zenne en is door de stad Vilvoorde aangekocht om ‘mee gestalte te geven aan Vilvoorde als hippe, bruisende ontmoetingsplek aan het water’, aldus de website van de gemeente. Horst heeft de bevoegdheid over het terrein gekregen om dit plan de komende tien jaar met concrete projecten inhoudelijk vorm te geven. Het is een uur fietsen, ik ben benieuwd.

Horst Arts and Music ontstond in 2014 als festival op het snijvlak tussen kunst, architectuur en muziek. De organisatie dankt haar naam aan de oorspronkelijke locatie op de kasteelgrond van Horst. Sinds 2018 is Horst gevestigd op de Asiat-site. Dit had de derde editie van het festival op dit terrein kunnen zijn, maar coronamaatregelen gooiden roet in het eten. Het smachtende wachten is bijna voorbij, tijdens het weekend van elf september vindt de tweede editie van het festival in Vilvoorde plaats. Voorafgaand, als een soort epiloog, heeft curatrice Evelyn Simons een tentoonstelling vormgegeven, verspreid over het terrein: Flying on the raven’s wing. Ze opende in juli en is nog tot dit weekend te bezoeken. Ik ben nog net op tijd.

Het voormalige militaire arsenaal van instrumenten en apparatuur voor telecommunicatie is een geweldig depot van te verkennen ruimtelijke mogelijkheden. Sinds 2008 heeft een proces van verval ruimte gemaakt voor brandnetels en andere wildgroei. Best een parel voor een festival gericht op elektronische muziek en architectuur. Dat Horst zich beweegt op raakvlakken tussen kunst, architectuur en muziek wordt gelijk duidelijk doordat drie podia die voor het festival door respectievelijk het Brusselse coöperatief Rotor, de architect Leopold Banchini en kunstenares Marinella Senatore zijn ontworpen eveneens als zelfstandige architecturale installaties functioneren, en in die hoedanigheid onderdeel van de tentoonstelling uitmaken. Een tentoonstelling die voor het merendeel bestaat uit werken die speciaal voor de gelegenheid gemaakt zijn, en eigenlijk is alles hier per definitie in situ.

Maar de bezieling van een festival is afhankelijk van mensen, lichamen, bewegende groepen individuen. Na een periode van lichamelijke onthouding is er een grote behoefte – weet ik uit eigen ervaring – aan gedans en lichamelijk contact. Het is een beetje een dooddoener, maar wel waar. Afgelopen week las ik and then the doors opened again (2020), een boek samengesteld door David Weber-Krebs. Krebs vroeg aan het begin van de eerste lockdown zijn collega’s – kunstenaars, curatoren, performers en theatermakers – om zich een beeld voor te stellen van hun eerste theaterbezoek na de lockdown. Een van de reacties was van iemand die niet zozeer uitkeek naar de ‘eerste’ voorstelling maar vooral een avond dansen met vrienden miste. Het eigen lijf als inzet van ontspanning, ontlading, verbondenheid en misschien zelfs een beetje empathie. Precies die lichamelijkheid als container voor een gedeelde ervaring is het logische vertrekpunt van Flying on the raven’s wing, hoewel alle lichamen die we voorafgaand aan het festival tegenkomen in video’s en woorden wonen.

In het nachtleven zijn lichamen een vanzelfsprekende aanwezigheid. Voor een tentoonstelling geldt dat nu eenmaal in veel mindere mate. Althans, het lichaam is in de architectuur of de beeldende kunst weliswaar altijd de maat, maar niet per definitie de leidende figuur. De sculpturen, installaties, video’s en interventies in Flying on the raven’s wing zijn dingen en hebben een materiële realiteit die iets anders teweegbrengt dan iemand die je in het voorbijgaan per ongeluk omverloopt. Dus hoe geef je een expositie vorm die het concept van het lichaam overstijgt en geen cerebrale exercitie blijft, en bijgevolg de zintuiglijkheid zelf uiteindelijk zou ondermijnen? Dat lijkt een speld in een voer hooi zoeken.

Of kan een kunstwerk het bijzijn van een lichaam juist in een ander perspectief zetten? Het werk van Tarik Lakhrissi (1992) – die u kunt kennen van Risquons-tout, eerder dit jaar in Wiels – bestaat uit hangende, zwarte en platte, doornachtige vormen die, druipend in gestold hars, vreemd genoeg inderdaad iets zeer lichamelijks hebben. Of misschien is tactiel een beter woord. Het is net alsof de hars gestold is in een tussenfase. Horn is a Thorn is a Horn (2021) prikkelt, heeft iets neteligs en periculeus. En iets soortgelijks geldt voor het sculpturale Maria dos Anjos (2017-2018) van Sonia Gomes (1948). De Braziliaanse heeft een oude trouwjurk verknipt en terug aan elkaar genaaid tot een soort hangend gewaad. De delen zijn met zelfgemaakte stukken touw als zeilen van een in onbruik geraakt zeilschip vastgeknoopt. Alsof het lichaam van de bruid in de stof is afgedrukt en nog aanwezig is, waait het weefsel mooi en sierlijk en een tikkeltje mistroostig door de geschiedenis. Het ontsteekt een verleden van reparatie en vastomlijnde patronen. Gomes herwerkte de bruidsjurk weliswaar redelijk recent, maar de stof verraadt rimpels in de tijd.

Opdat ik niet te veel prijsgeef moet ik mezelf temperen. Want zowel The Hikers (2019) van de Amerikaanse Rashid Johnson (1977), als Becoming Pant (2021) van Grace Ndiritu (1976), vereisen simpelweg je eigen zintuigen. Ndiritus nieuwste video werd speciaal op de Asiat-site opgenomen en de enorme video-installatie van Johnson moet met eigen ogen worden bekeken. Wat ik kan zeggen is dit: in Vilvoorde wordt een klein beetje getornd aan de gangbare opvattingen over lichaam, seksualiteit, identiteit en het idee van gezondheid. En uiteraard ook aan de notie van wat het exposeren van hedendaagse kunst kan betekenen, zoals elke presentatie buiten de white cube hoe dan ook doet. Ik denk aan de doorsnee galeriebezoekers, de verzamelaars, de museumgangers. Zullen zij afkomen en tussen de vlinderstruiken de toxische ingreep van Aline Bouvy (1974) vinden? Zult ú dit weekend tijd vrijmaken en een klein uitstapje wagen om wandelend door de barakken het zeer persoonlijke werk van Daan Gielis (1988) tegen te komen?

Nu heb ik zelf een zwak voor onconventionele plekken om kunst te tonen. Misschien wel omdat het zwaartepunt dat in de regel op de individuele kunstwerken ligt hiermee iets beter verdeeld is, meer in evenwicht is, iets meer verspreid is over het karakter van een ruimte en de aandacht waarom een werk vraagt. Het onkruid dat door de ramen naar binnen groeit. De druppels die uit het plafond naar beneden sijpelen. De vloeren die blank staan. De houten dwarsliggers, de industriële restanten, de vervlogen militaire nijverheid. Het gedecontextualiseerde gewicht dat in het institutionele wit op een speerpunt wordt gedreven, vloeit over in een grauwe motregen en het warrelende spinrag in iedere hoek. Je bent zowel binnen als buiten. Een klein uur fietsen voelt voor mij als weinig moeite. *

Hoewel het uitgangspunt van Flying on the raven’s wing initieel misschien een andere is geweest, laat de tentoonstelling overtuigend zien dat een kunstwerk, net zoals een ruimte, ook zelf een lichaam kan zijn. Ontsprongen uit de as van gemis. Spring op de fiets, gun uw lichaam wat beweging en geniet dit weekend van een prachtige nazomer. Er rijdt overigens ook gewoon een trein naar de Vlaamse randgemeente.


* En misschien heeft mijn voorliefde voor extra-institutionele tentoonstellingen ook gewoon te maken met het feit dat ik er, onbewust, een gevoel van spanning aan verbind. Een gevoel subversiviteit, van tegenstromen, van avant-garde en urgentie, bijna. Maar ook van mogelijkheden en ongebondenheid. Hoe vaak wordt het nu van de toekomst echt in vervoering gebracht in een museumzaal? Die tijd lijkt achter ons te liggen, in een haast ontastbaar ver modernistisch verleden. Op zoek naar de momenten waar een klein beetje geschiedenis wordt geschreven duw ik mij richting de randjes van de gevestigde orde. Want laten we wel wezen, ook al ligt de Asiat-site waarschijnlijk buiten de actieradius van de gemiddelde galeriebezoeker, het festivalkader van de expo is allesbehalve een obscure affaire. Het is vooral de architecturale context die de vleugels van de raaf vrijer laat vliegen.

Tarek Lakhrissi, HORN IS A THORN IS A HORN, 2021, resin, latex, paint, plexiglas, chains, screen, variable dimensions, Courtesy of the artist, Horst Arts & Music and VITRINE. Photo © Illias Teirlinck
Alle rechten voorbehouden
Leopold Banchini, Moon Ra, 2020–21, repurposed construction materials of Feathers Stage by Fala Atelier in 2019, wood, corrugated stainless steel, paint, Courtesy of Leopold Banchini and Horst Arts & Music. Photo © Illias Teirlinck
Alle rechten voorbehouden
Sonia Gomes, Maria dos Anjos, 2017–2018, stitching, bindings, different fabrics and laces, variable dimensions, Courtesy of the artist and Mendes Wood DM (São Paulo, Brussels and New York). Photo © Matthijs van der Burgt