Alles over kunst

Expo

De kijker als speelbal

Forêt in het Louvre, Parijs
Pieter  T'Jonck

Praktische info

Forêt, Anne Teresa De Keersmaeker, Némo Flouret / Rosas, 23 november tot 10 decembver 2022, Musée du Louvre, Parijs, www.louvre.fr (uitverkocht)

Hoe stel je het onvoorstelbare voor? Hoe toon je het lijden van mensen bij rampspoed? Hoe tref je het wezen van een mens, zijn diepste gevoelens? Schilders waren er eeuwen mee begaan. Ze herkauwden steeds dezelfde verhalen, als weerkerende beeldrijmen. Forêt, een voorstelling van Anne Teresa De Keersmaeker en Némo Flouret in de Denon vleugel van het Louvre, Parijs, actualiseert die verhalen met elf concrete lichamen. Uiteindelijk gaat het over de grote dreigingen die ons vandaag boven het hoofd hangen.

Forêt is alleen al door de setting een ervaring om nooit te vergeten. Het publiek, hooguit vijfhonderd mensen, wordt na sluitingsuur in kleine groepjes toegelaten tot de eerste etage van het museum. Terwijl je hier anders over de koppen kan lopen, heb je deze verbluffende collectie nu haast voor jezelf alleen. Door die rust valt pas goed op hoe uitzonderlijk ze is. De ‘Grande Galerie’ omvat meesterwerken uit de Italiaanse schilderkunst van de late dertiende tot de achttiende eeuw, met Da Vinci’s La Gioconda als ‘hoogtepunt’. De Franse sectie in de rode zalen pronkt met meesterwerken uit de hoogdagen van het Franse academisme en de romantiek uit de vroege negentiende eeuw: David, Delacroix, Prud’hon, Géricault.

Door die rust valt ook op hoe al die schilderijen, over de eeuwen heen, met elkaar aan de praat zijn. Ze hernemen dezelfde verhalen en thema’s maar dan in wel heel diverse toonaarden. Het gaat opvallend vaak over lijden, pijn en dood. Het geeft je een dubbel gevoel. De beelden zijn vaak zeer herkenbaar, maar toch kan je er niet omheen dat deze schilders vanuit een andere sensibiliteit en kijk op de wereld vertrokken, zodat veel je ook ontsnapt.

Forêt doet geen poging om zo’n verklaring te bieden. Hoe zouden choreografische beelden dat trouwens kunnen? Behalve tegen het eind van de tweeënhalf uur probeert het werk niet eens om de blik van de bezoekers te richten. Aanvankelijk bots je letterlijk op scènes die zich in de buurt van één of ander schilderij afspelen en er één of andere handeling uit afleiden en ontwikkelen. Het hangt ervan af waar je je bevindt in de ruimte of je die scènes ook ziet. Je hebt als kijker geen overzicht.

Zo weerspiegelt een lichaam onder een goudkleurige warmtedeken een doek van Giotto di Bondone dat verbeeldt hoe Franciscus Van Assisi stigmata ontvangt via gouden stralen uit de hemel. Van de performer onder het deken zie je enkel de weerloze handpalmen. Even verder staat Cintia Sebók indringend om zich heen te staren bij een anoniem schilderij dat vijf grote schilders uit de Renaissance portretteert. Haar blik is als die van de schilders.

In de Grande galerie ligt Synne Elve Enoksen op haar buik, met de hand op de rug, voor Perugino’s Marteling van Sint Sebastiaan. Op het schilderij kijkt de heilige verzaligd omhoog terwijl pijlen hem doorboren. De performer toont hoe dat afloopt. Even later doet ze een reenactment van het beeld. Haar wuft zwevende rechtervoet doet je aandachtiger kijken naar de al even lichtvoetig lijdende heilige. Zo zie je hoe het beeld een ‘gay’ icoon kon worden.

Andere werken lokken veel explicieter dansreacties uit. Jacob Storer imiteert zo hoe ‘de ondeugden’ door Jupiter uit de hemel verjaagd worden in een schilderij van Veronese. Het is een meesterwerk van barok perspectief zoals die lichamen uit de hemel omlaag tuimelen en zich aan elkaar vastklampen. Storers imitatie van die valbewegingen, in kopstand, intrigeert evenzeer: het is bijna een vertraagde hiphop act. Bostjan Antončič en Tessa Hall imiteren in de buurt van De dood van de Maagd van Caravaggio de treurende personages op het doek, maar zonder onderscheid naar geslacht. Ze weken zo de beeldformules los uit het werk. Het worden tekens op zich.

Terwijl je door de zalen wandelt snelt een jonge man, Némo Flouret, geregeld langs je heen, alsof hij overal tegelijk wou zijn. Hij verbeeldt zo het groeiende besef dat je wellicht veel mist, zowel van de actie van de performers als van die in de schilderijen die elk op zich al een hele wereld, met talloze details en verhalen openen. De titel Forêt wijst daarop: dit museum is een woekering van beelden en tekens, die samen een dicht woud vormen. Tegenover die panische man staat een oudere, forse man (componist-pianist Alain Franco) die flegmatiek rondzeult met twee gettoblasters. Ze produceren een onvoorspelbaar klankdecor, van orkestmuziek tot sirenegehuil.

Haast zonder dat je er erg in hebt komen er naar het einde toe steeds meer performers samen rond enkele schilderijen. In de rode zalen, met de negentiende-eeuwse Franse kunst krijgen de academische, wat bloedeloze historiestukken van David plots vlees en bloed door grote groepen performers. Hun gekwelde en verwrongen lichamen maken je diets dat David weerzinwekkende roof- en moordpartijen letterlijk salonfähig maakte. De uit het leven gegrepen werken van Delacroix en Géricault worden zelfs springlevend als ze resoneren met de hedendaagse lijven van de dansers. Te midden van dat tumult is er ook een lange, gekwelde solo van Bostjan Antončič die herinnert aan zijn sterkste momenten in Rosas-voorstellingen. Hier krijgt die dans echter symboolwaarde als beeld van hulpeloze, eenzame ontreddering tegenover zoveel lijden.

Het publiek verzamelt zich in steeds dichtere drommen rond deze taferelen. Eens alle elf dansers zich op één lijn opstellen voor Veroneses Bruiloft van Kana staat het publiek zo voor het eerst als groep tegenover het spel, als bij een klassieke opvoering. Er volgt meteen een echte coup de théâtre: de performers wringen zich plots tussen de kijkers in. Die weten daardoor niet meer waar te kijken. Net dan gaan de dansers in steeds grotere cirkels rondom het verbouwereerde volk hollen, als een windhoos die het gevangen houdt en geselt. Vanaf nu is het gedaan met vrijblijvend, individueel kijken. Je wordt deel van een meute. De dansers drijven je zo naar de Grande Galerie.

Synne Elve Enoksen schreeuwt er een tekst van Leonardo da Vinci uit: ‘D’ un déluge, et sa figuration en peinture’ beschrijft de zondvloed in onwaarschijnlijk realistisch detail. Enoksen klimt vaak op een bank, zodat je haar wel, maar de andere dansers nauwelijks nog ziet maar wel voelt als her en der toeschouwers brutaal weggeduwd worden door een danser. De wind die de mensheid geselt bij de zondvloed verbeelden de dansers door de doeken die ze bij zich dragen simultaan, met groot geweld, tegen de grond te smakken, tientallen keren na elkaar. Zo drijven ze het publiek weer uiteen. Ze eindigen in de zaal waar Da Vinci’s La Gioconda hangt.

Als een storm die gaat luwen druipen de performers dan één voor één af. Solène Wachter blijft als enige over. Met steeds meer moeite blijft ze haar doek tegen de grond slaan, tot ze uitgeteld is en zachtjes begint te zingen, als om zichzelf te troosten. Haar woorden zijn uiterst betekenisvol: ‘C’est moi que je suis la Joconde. Je suis connue par le monde. Au Louvre où la foule abonde, Pour me voir, on fait la ronde. Et moi, faut que je me morfonde, La Joconde, La Joconde.’ (‘Ik ben het, de Gioconda. Heel de wereld kent me. In het Louvre, waar het krioelt van het volk, staat men in rij voor mij. Maar ik, ik moet me in rouw hullen, de Gioconda, de Gioconda.’)

Al zingend wint Wachters stem aan kracht. Ze staat daar moederziel alleen, met het publiek in een grote kring om haar heen als ze de laatste woorden van haar lied steeds weer herhaalt: ‘C’est moi que je suis la Joconde. Mon sourire vient d’outre-tombe. Attendez que le vernis tombe. Attendez la fin du monde et je sourirai sous les bombes, La Joconde, La Joconde.’ (‘Ik ben het, de Gioconda, mijn glimlach komt van voorbij het graf. Wacht maar tot het vernis afpelt. Wacht maar op het einde van de wereld, ik zal nog steeds glimlachen onder de bommen, de Giocanda, de Gioconda.’)

Het is een verbijsterend einde: Wachter is weerloos en overrompelend tegelijk, maar vooral: het lied doet plots alle stukken op zijn plaats vallen. Forêt is een voorstelling die je eerst in de waan laat dat je zelf bepaalt wat je ziet, maar je vervolgens dwingt in een situatie waar je als het ware de speelbal wordt van alle ellende en geweld in de wereld. De ellende treft hier niet enkel ‘de anderen’, maar, symbolisch, ook het hier verzamelde publiek. Het zal niet ontsnappen aan de ellende van klimaat- en oorlogsdreiging die het zelf veroorzaakt heeft.

Aan het slot blijft La Gioconda wrang, van over het graf, glimlachen. De vraag is inderdaad: wat kan kunst op dit ogenblik nog betekenen? Forêt zegt dat de kunst op zijn minst inzicht biedt. Dit museum, met zijn schat van beelden, toont hoe schilders lijden begrepen en verbeeldden en zo draaglijk maakten. En: op onze verantwoordelijkheid en rol wezen.

Foto Anne Van Aerschot
Foto Anne Van Aerschot
Foto Anne Van Aerschot
Foto Anne Van Aerschot
Foto Anne Van Aerschot
Foto Anne Van Aerschot
Foto Anne Van Aerschot