Alles over kunst

Expo  HART Nr. 212

Elke verfstreek een mokerslag

Machteld  Leij

Praktische info

Hans Broek, The Things I Used To Do tot en met 12 september 2021 in De Pont, Wilhelminapark 1, Tilburg, NL.
Open di-zo van 11-17 u. Mogelijk gesloten vanwege coronamaatregelen. www.depont.nl

Hans Broek (1965) schilderde de slavenforten van de Nederlanders langs de Afrikaanse kunst. Hij ging er zelf langs en legde vast wat hij zag: architectuur als gewelds- en machtsstructuren. Hij schilderde ze als de zwarte bladzijde van de geschiedenis, vanuit zijn eigen perspectief als witte Nederlander. Broek legt de zwartste pagina van de geschiedenis aan ons voor. Hij schilderde in 2020 tien doeken voor de expositie The Things I Used To Do in De Pont, Tilburg.

Hans Broek, Machtsstructuur, 2020, 285 x 285 cm, olieverf op linnen. foto (c) G.J. van Rooij

Boven de horizon zindert als een fata morgana in dikke zwarte verf het Fort Elmina aan de kust in Ghana. Hans Broek schilderde een strand met palmbomen die duister uittorenen boven het gele zand. In een ronde glooiing voert het strand de blik mee, precies naar die zwarte strepen die bijna terloops boven het water dansen. Zo klein en veraf als het fort is afgebeeld, zo gruwelijk is zijn rol in de geschiedenis van de slavernij en het Nederlandse aandeel hierin. Vanuit hier verscheepten de Nederlanders ruim twee eeuwen geleden drieduizend tot slaaf gemaakten per maand. Ze werden in dat fort gevangengehouden, mishandeld, misbruikt. En als ze nog leefden, verhandeld.

In Nederland is het debat over het slavernijverleden relatief jong. Voor wie opgroeide aan het eind van de twintigste eeuw, was Fort Elmina een soort wapenfeit in de Vaderlandse Geschiedenis, in het triomfantelijke verhaal over het succes van Nederland in de zeventiende eeuw. Ik kan me nog een tv-documentaire herinneren waarin een enthousiaste presentator vanaf de muren heroïsch naar zee tuurde en uitlegde hoe de Nederlanders voet aan de grond hadden gekregen in Afrika. Er was nauwelijks aandacht voor het leed van de tot slaaf gemaakten, met dat fort als gebouwde structuur van onderwerping en ontmenselijking. Hans Broek, Nederlands kunstenaar, wil met zijn schilderijen tegelijkertijd rauw en feitelijk het debat over het slavernijverleden in Nederland voeden.

Dat fort in de verte is nog maar het begin. De afstand tot het kwaad wordt in zijn schilderijen minimaal. Hij schildert het, tastbaar bijna, in die dikke verf die niets wil verhullen, die soms krult en rult over het doek, die in lagen is aangebracht en waar soms een laag in rood of geel onderuit piept. Alsof de duistere verf een oudere, mooiere wereld heeft overspoeld. Elke verfstreek van de kunstenaar is als een mokerslag. Zijn schilderijen voeren ons langs de overgebleven sporen in slavernijforten langs de Afrikaanse kust. Een doek toont een gat in de grond. Het schilderij is bescheiden van formaat. Maar het zwart slokt je op. Door dat gat kregen de opgeslotenen voedsel toegegooid. Zulke feiten zijn bloedstollend, en zo schildert Broek ze ook.

Net zo bloedstollend is het trappenhuis op het schilderij Slavenhuis, Gorée, dat aan weerszijden rond loopt, als een omhelzing. Maar het is een dodelijk, onontkoombaar gebaar. Want in het hart van dit trappenhuis doemt een klein rechthoekig blauw vlakje op, als een ontsnappingsroute. De opening biedt zicht op de blauwe zee. Maar de hoop van de ontsnapping is vals: vanaf hier gingen de tot slaaf gemaakten verder op transport, verder hun gekaapte levensweg in.

Hans Broek, Plantage Sorghvliet, 2020, 200 x 400 cm., olieverf op linnen, foto GJ.vanROOIJ

Geen behaagzucht

Hans Broek wil niet behagen met deze schilderijen, legt hij interviewer Richard Kofi uit in de bijbehorende podcast. Geen esthetiek, geen verbloeming, maar niet te ontkennen beelden van macht, onderdrukking en geweldsstructuren. Hij schildert, bijna didactisch, met zeer goed leesbaar schoolmeesterhandschrift de gestapelde, architectonische machtsstructuur van een slavenfort. In het donkere, boven alles uittorenende fort zit de gouverneur. Dan de kerk. En daaronder de kerker, als een versie van hemel en hel, zegt Broek. Loodzwaar is het, nergens is een sprankje hoop. Maar het is fascinerend om te zien hoe verf zich laat gebruiken om emoties uit te drukken. De woede en de afkeer zit in, tussen, onder de verf. Niet zozeer in de voorstelling zelf, die weinig verhalend is. Het zijn ruimtes, gebouwen, er komt geen mens aan te pas. De verflaag zuigt alle aandacht op, om er de emoties van de schilder voor terug te geven: verontwaardiging, een j’accuse.

Broek schilderde bewust geen mensen, geen slachtoffers, omdat hij zich niet de aangewezen persoon voelt om de ervaringen van de tot slaaf gemaakten proberen te vertellen. Hij bezocht de forten en schilderde de schuldige kant van de Nederlanders in het slavernijverleden. Daarmee wil hij een bijdrage aan het maatschappelijke debat leveren, legt hij uit, als een kant van het verhaal van slavernij dat hij vanuit zijn eigen invalshoek als witte Nederlander in beeld kan brengen. In het drieluik Voorouder met slavenkerker figureert zijn zeventiende-eeuwse voorvader Adriaen Pieterszn. Broek, afgekeken van een schuttersstuk in de collectie van het Amsterdam Museum. De notabele was bestuurder van de Amsterdamse admiraliteit en zo indirect verbonden met de slavenhandel. Aan weerszijden de zwarte duisternis die zo je zintuigen aanspreekt, vlekkerig alsof je inderdaad in de duisternis staat en je ogen moeten wennen aan het gebrek aan licht. De afstammeling neemt de voorvader de maat, en plaatst hem, met zijn mooie dure kostuum in het midden van de kerkers. Broek heft de afstand tussen dader en slachtoffer op, tussen een bovenwereld van schone schijn en een onderwereld die daarvoor de prijs betaalt. Aan de wand tegenover het drieluik hangt een schilderij van een metalen ring, in wit en zwart. Het is een ring waaraan mensen werden vastgeketend op de slavenmarkt in Rufisque, Senegal. Een ring, symbool van slavernij, was nog nooit zo beladen geschilderd.

De voorvader is de enige mens die we zien in zijn werk. Broek schilderde voorheen ook geen mensen. De landschappelijke doeken die hij schilderde in de Verenigde Staten, waar hij jarenlang woonde, zijn weids, blauw, aantrekkelijk in al hun stilte, als een decor dat wacht tot David Lynch er een film gaat opnemen. Nu gaat het hem niet om schoonheid, zegt hij tegen Kofi. Maar soms sijpelt het toch naar binnen, zoals in het doek Plantage Sorgvliet, een plantage in Suriname. Het vlammende rood van bladeren omkranst een gehavend huisje. Het rood zindert aanlokkelijk als een zonsondergang, ook al is het natuurlijk een verwijzing naar het bloed van de tot slaaf gemaakten. Schoonheid is iets raars, ze laat zich niet altijd buitensluiten. Maar hier in De Pont is ze inderdaad schaars.

Broek wil het verhaal van de Nederlandse inbreng in de slavernij voelbaar, zichtbaar maken. The Things I Used To Do is zintuiglijk overdonderend, terwijl de schilder toch vooral een registrerende blik richt op gebouwen, ruimte, sporen soms. Geschiedenis en trauma lijken misschien onschilderbaar, maar schilders als Anselm Kiefer, en Armando deden dat al met de Tweede Wereldoorlog. Broek buigt zich over een veel ouder en ingesletener trauma, eeuwenoud en nauwelijks echt verwerkt. Dat wat je niet zelf hebt doorgemaakt, is lastig om te verbeelden. Toch lukt het Broek. Als hij schildert, breekt de veroordeling van het verleden uit de verf. Zijn waardevolle, visuele geschiedenisles vreet zich genadeloos in je netvlies in.