Alles over kunst

Expo

Christoph Schlingensief: een luis in de pels van kunst en politiek

Cis  Bierinckx

Praktische info

Christoph Schlingensief, Kaprow City, van 24 april tot 17 oktober 2021, Kunstsammlung NRW, K20, Düsseldorf, www.kunstsammlung.de

Christoph Schlingensief – In das Schweigen hineinschreien, lezing en filmvertoning, 11 oktober 2021 om 20 uur, Art Cinema OFFoff in Kunsthal Gent, www.offoff.be

Christoph Schlingensief (1960-2010) is een van die geruchtmakende kunstenaars met een immer bewogen praktijk. In K20 in Düsseldorf loopt nu Kaprow City, een bewerking van een oorspronkelijk immens theaterdecor dat Schlingensief in 2006 voor de Volksbühne in Berlijn realiseerde. De opstelling in K20 mist echter de directe aanslag op ons leven, die juist zo kenmerkend was voor zijn praktijk.

In ideologisch en politiek opzicht doorbrak de naoorlogse West-Duitse jeugd het doodzwijgen van de nazitijd, bekritiseerde de Koude-Oorlogspolitiek van Adenauer, had kritiek op de Grote Coalitie tussen christen- en sociaaldemocraten die aan de macht kwam, en eiste een vergaande democratisering van de universiteiten. Hoewel Schlingensief in die tijd vooral als misdienaar actief was, groeide hij wel op in een tijd van tegenspraak, rellen en een botsende jeugd die in onvrede leefde met het politieke establishment van weleer. Of dit woelige politiek-maatschappelijke klimaat sporen naliet op zijn ontplooiing als kunstenaar is mogelijk. Zeker is dat Die Wende (de Duitse hereniging) en de economische, sociaal-politieke nasleep hiervan hem ongetwijfeld tot actie aanzette.

Als artistieke inspiratie verwijst hij zelf naar Duitse filmhervormers zoals Fassbinder, Werner Nekes, Herbert Achternbusch en Alexander Kluge, naar de surrealistische films van Buñuel, de Soziale Plastik-theorie van Joseph Beuys, de Activities van Allan Kaprow, Fluxus-happenings en de tomeloze energie en spiritualiteit van Paul Thek.

Zowel op het filmscherm, in het theater, als tijdens tv-discussies, publieke interventies en politieke projecten, ging hij met een vaak provocatieve en onafwendbare directheid aan de slag. Zonder schroom bond hij de strijd aan met democratisch onbegrip en systemen van neoliberale macht en hebzucht.
Democratie en een niet-aflatende oproep tot zelfemancipatie stonden centraal in zijn werk. In Die Welt van 14 augustus 2005 stelt hij het zo tegenover interviewers Gabriela Walde en Eckhard Fuhr: “Democratie is vandaag de dag niets meer dan een droogrek waaraan kiezers blijven hangen tot ze droog zijn. Dan vallen ze op de grond en vormen ze de humus voor de volgende beloften van de democratie. De geschiedenis is geen storm waarin je te drogen hangt. Democratie betekent dat je aansprakelijkheid voor jezelf aanvaardt.”

De kunst- noch de politieke wereld ontliepen zijn commentaren. Zijn vrijgevochten energie en bereidheid om zowel de regels van hoge als lage cultuur te doorbreken, evenals de onversaagdheid waarmee hij politiek beladen onderwerpen aanpakte, zorgden meermaals voor controversen. Voor conservatieven was hij een misfit maar als Duitse kunstenaar was hij een symbool voor zijn generatie.

Met zijn filmwerken, en in het bijzonder de grimmige Deutschland-Trilogie – die bestaat uit 100 Jahre Adolf Hitler. Die letzte Stunde im Führerbunker (1989), Das Deutsche Kettensägenmassaker. Die erste Stunde der Wiedervereinigung (1990) en Terror 2000. Intensivstation Deutschland (1992) – zorgde hij reeds voor beroering en oplaaiende discussies. Op Documenta X (1997) werd hij tijdens zijn artistieke actie Mein Filz, mein Fett, mein Hase door de politie opgepakt omdat hij een bord met de tekst ‘Tötet Helmut Kohl’ bij zich droeg. In zijn artistieke actie Ausländer raus! Schlingensiefs Container (2000), dat als een Big-Brotherachtige reality show met asielzoekers werd opgezet, zette hij de toenmalige uiterst populistische FPÖ voorzitter Jörg Haider, zijn oprukkende partij en de Oostenrijkse boulevardkrant Krone Zeitung voor het blok. Zijn directe confrontatie met omstaanders en nieuwsgierig publiek zorgden meermaals voor een sterke spanning, de FPÖ dreigden met maatregelen en de website die aan het project verbonden was lag meermaals uit de lucht.

Zijn politieke engagement bleef echter niet beperkt tot de kunsten. Enkele jaren voordien richtte hij zelf de politieke partij Chance 2000 op en nam hiermee deel aan de Bundestagswahl van 1998. Onder de slogan ‘Wähle Dich Selbst’ en ‘die Partei der letzten Chance’ had hij voor oog om politiek ‘kunstvol’ en kunst politiek te maken. Hoewel dit initiatief gepaard ging met een partijdag, interviews, verkiezingstournees, tv-discussies en meer, bleef het wel degelijk een typische Schlingensief-actie met het doel om zelfbewustzijn aan te wakkeren en aandacht te vragen voor de onzichtbaren en benadeelden binnen de Duitse samenleving. De mens in het algemeen –grensganger, buitenstaanders en behoeftigen – neemt samen met transparantie, nieuwsgierigheid, drang en actiebereidheid, een permanente plaats in binnen Schlingensiefs actieradius.

Ondanks de aandacht die hij als kunstenaar en publiek figuur met zijn films, acties, televisie-optredens en theaterwerk wist te verwerven, duurde het lang voordat zijn werk buiten Duitstalig gebied en bijvoorbeeld in België onder de aandacht kwam. Het Kunstenfestivaldesarts nodigde hem pas in 2010 uit met het aangrijpende Via Intolleranza II (2010). Voor erkenning binnen de beeldende kunst moest hij bijna tot het einde van zijn leven (2010) wachten. Het duurde tot 2006 voordat hij, met sterke steun van de verzamelaar Harald Falckenberg, een uitnodiging van het Museum der Bildende Künste in Leipzig ontving om zijn werk in een kunstruimte te tonen. Hierop volgde in 2007 een uitnodiging van Chris Dercon naar het Haus der Kunst in München. Het is echter bedroevend dat longkanker ervoor zorgde dat hij zijn grootste doorbraak en ware erkenning binnen de beeldende kunst niet meer zelf kon beleven. Samen met Susanne Gaensheimer – huidige directeur van de Kunstsammlung NRW in Düsseldorf – werkten hij nog ontwerpen uit voor het Duitse Paviljoen voor de Biënnale van Venetië in 2011. Zijn vroegtijdige dood zorgde er echter voor dat de curator, samen met zijn voormalige vrouw, besloot af te zien van het originele concept dat beiden hadden bedacht en de focus te leggen op zijn theater- en filmwerk.*

Met de recente opstelling van de grootschalige installatie Kaprow City in K20 toont Gaensheimer haar blijvende bewondering voor Schlingensief. Oorspronkelijk was dit een begaanbaar en draaiend theaterdecor dat hij in 2006 voor de gelijknamige Volksbühne-productie in Berlijn realiseerde. In een labyrint van gangen en kamertjes kwam het publiek terecht in een goed georkestreerde chaos van lichteffecten, hilarische performances en projecties van bestaande, live of door bewakingscamera’s opgenomen beelden. In deze happening speelde hij met aspecten van scherp en onscherp, zichtbaar en onzichtbaar, leesbaarheid en overvloed waarbij de toeschouwer ondergedompeld werd in een stortvloed van waarnemingen die even wanordelijk en ongedefinieerd zijn als de beelden in de wereld erbuiten.

Voor de tentoonstelling Querverstümmelung in het Migros Museum für Gegenwart in Zürich (2007) voerde hij, in eigen termen, een ‘(re)deconstruction’ uit van dit immense decor. Het omzetten van een theaterbeeld in een museale installatie zag hij als een hulpmiddel voor zelfreflectie op het verleden, heden en de toekomst. In Monopol Magazine 1/2008 zegt Schlingensief:

Na mijn ervaringen met theater omarm ik de beschermde ruimte van het museum volledig. Ik hoef me geen zorgen te maken of er ’s avonds 400 of meer mensen komen en of ik na twee uur wordt toegejuicht of uitgejouwd. Ik kan nu doen wat ik altijd heb gedaan. Alleen zijn zoals in de montagekamer. Voor mij heeft een museum een uitstraling, alsof iedereen buiten in een diepe slaap is. Je kan er alleen werken. Ik vind dat erg leuk. … En het mooiste voor mij is het besef dat de beelden nog steeds met elkaar praten terwijl iedereen al thuis is.

Deze nood aan bespiegeling en rust had mogelijk reeds te maken met zijn beginnende ziekte. Ondanks de boeiende achtergrond, en de poging om met aanvullende videoclips, foto-, online- en archiefmateriaal meer duiding te geven aan zowel de Kaprow City-installatie als Schlingensiefs typische werkmethode, mist men in deze museumopstelling de werkelijke levendigheid, confrontatie, ongeregeldheid en de freewheeling-energie van het live gebeuren. De films moet men door vensters heen bekijken en elke toegang tot de constructie is afgesloten. Wat rest is een boeiend archief vol mijmeringen, beelden, teksten en een online forum maar die directe aanslag op geest, ziel, denken en het zijn blijft spijtig genoeg afwezig.

[*] Het theaterbeeld van Schlingensiefs fluxus-oratorium ‘Eine Kirche der Angst vor dem Fremden in mir” (Ruhrtriennale 2008), waarin hij persoonlijk levens- en ziekte ervaringen koppelde aan universele en existentiële thema’s als leven, lijden en dood, werd in het paviljoen centraal opgesteld. Ondanks de kritiek van onder andere Gerhard Richter, en het verwijt dat de tentoonstelling eerder een praalgraf was, werd de Duitse bijdrage met de Gouden Leeuw bekroond.

Christoph Schlingensief, Kaprow City, 2006/2007, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, courtesy Nachlass Christoph Schlingensief, foto Achim Kukulies
Christoph Schlingensief, Kaprow City, 2006/2007, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, courtesy Nachlass Christoph Schlingensief, foto Achim Kukulies Alle rechten voorbehouden
Christoph Schlingensief, Kaprow City, 2006/2007, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, courtesy Nachlass Christoph Schlingensief, foto Achim Kukulies
Christoph Schlingensief, Kaprow City, 2006/2007, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, courtesy Nachlass Christoph Schlingensief, foto Achim Kukulies
Christoph Schlingensief, Kaprow City, 2006/2007, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, courtesy Nachlass Christoph Schlingensief, foto Achim Kukulies
Christoph Schlingensief, Kaprow City, 2006/2007, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, courtesy Nachlass Christoph Schlingensief, foto Achim Kukulies
Christoph Schlingensief, foto Aino Laberenz