Alles over kunst

Artikel

Met het mes op de keel

Over de terugvordering van activiteitenpremies
Tamara  Beheydt

Als onderdeel van het noodfonds dat de Vlaamse overheid in 2020 creëerde vanwege de coronapandemie kwam er ook een culturele activiteitenpremie, een eenmalige forfaitaire subsidie als ‘boost voor de cultuursector’, waarvan tussen 1 september 2020 en 31 augustus 2021 ook beeldende kunstenaars van verschillende disciplines dankbaar gebruik maakten. De premies konden van € 2.000 tot € 20.000 variëren. Er bereikt ons nu een zeer groot aantal klachten van kunstenaars en organisaties – voornamelijk in de beeldende kunstsector – die een mail van de administratie ontvingen met het bericht dat de premie teruggevorderd wordt.

Schijnbaar wordt een onredelijk aantal beeldende kunstenaars op de rooster gelegd en om vaak onheldere redenen om terugbetaling gevraagd. Ter bescherming van de kunstenaars die op deze manier toch al in hun hemd worden gezet, noemen we geen enkele individuele naam of casus. Het aantal verhalen dat in interne kringen circuleert, getuigt van de schaal van het probleem.

Even schetsen: de culturele activiteitenpremie, die verdeeld werd door het Departement Cultuur, Jeugd en Media kon, volgens de webpagina zoals die er vandaag uitziet, gebruikt worden ‘voor de organisatie of uitvoering van een culturele activiteit, of voor de terbeschikkingstelling van infrastructuur voor een culturele activiteit. (…) De culturele activiteit is steeds publiek en wordt breed gedefinieerd. Het kan gaan om activiteiten gericht op presentatie, (talent)ontwikkeling, vormingsactiviteiten of (participatie)projecten. Voorbeelden hiervan zijn een optreden, workshop, expositie, lezing of een socio-culturele activiteit. (…) Daarnaast willen we tijdens de tweede lockdown alternatieve presentatievormen ondersteunen. Denk aan live streaming, een poëzietelefoon, een balkonserenade, virtuele workshops of tentoonstellingen, whatsapptheater, een in-game metalfestival, … De premie kan een extra impuls zijn om te innoveren en die vormen verder uit te diepen zodat mensen in deze moeilijke tijd van cultuur kunnen blijven proeven. (…) Een activiteit is steeds gelinkt aan één locatie, één tijdstip en één datum.’

Daar zit al meteen een belangrijk addertje onder het gras, want de premie mag wél gebruikt worden voor een tentoonstelling, maar iets verderop staat dat de gesubsidieerde activiteit maar op één datum mag plaatsvinden. Een tentoonstelling van één dag komt niet zo vaak voor. Het spreekt voor zich dat een tentoonstelling wel een vernissage, of openingsevenement kan hebben. In een aantal gevallen blijkt nu dat de facturen voor het ontwerp van de scenografie van een tentoonstelling, niet aanvaard worden.

De beschrijving van de culturele activiteiten waarop de premie van toepassing is, doet uitschijnen dat die voornamelijk bedoeld was voor de evenementensector en podiumkunsten. De Crisiscel Cultuur wees bij het ontstaan al op het belang van de inclusie van beeldende kunsten. Het lijkt er echter op dat de verantwoordingen nu louter vanuit het idee van evenementen en podiumkunsten beoordeeld worden.

Het totaal uitgedeelde bedrag kwam neer op 35 miljoen euro, wat amper in verhouding is met de pot van ongeveer 90 miljoen euro voor werkingssubsidies voor meerdere jaren. Het komt trouwens wél in de buurt van het bedrag dat NICC en oKo (Overleg Kunstenorganisaties) vandaag als éxtra subsidies vragen aan de Vlaamse regering (zie www.ambitieuzerdandit.be).

Ondoordacht of niet, het is de verantwoordelijkheid van wie blij verkondigt een gigantische geldpot te zullen verdelen en naar eigen zeggen het principe ‘first come, first served’ hanteert, om te beseffen dat er véél gegadigden zullen zijn. Ja, onze kunstenaars waren gretig. Begrijpelijk ook, aangezien ze doorgaans met erbarmelijke omzetten moeten functioneren en de coronapandemie een rampzalige financiële en creatieve droogte meebracht. Daar hoort ook bij dat bijvoorbeeld vormgevers, galeriehouders of tentoonstellingsmakers kunstenaars ongetwijfeld aangespoord zullen hebben om de premie aan te vragen, in de hoop er mee van te genieten. Het heeft ook tot gevolg dat een aantal mensen zich geneigd zal voelen creatieve formuleringen op facturen of in hun verantwoording te gebruiken. Er zijn ongetwijfeld dossiers waarin niet aan de voorwaarden is voldaan en waar een (gedeeltelijke) terugvordering gerechtvaardigd is. Er is echter een groot verschil tussen mensen met een bewust frauduleuze intentie en mensen die niet in de gaten hebben dat de overheid haar eigen regels meerdere keren besloot aan te passen.

Van verschillende kanten krijgen we namelijk de klacht dat de voorwaarden voor (het aanvragen van) de premie meermaals – tot vijfmaal toe – gewijzigd zouden zijn, zonder dat dit, publiekelijk of naar de kunstenaars die reeds een aanvraag indienden, gecommuniceerd werd. Bij (nog lopend) onderzoek naar verschillende versies van de pdf met als titel ‘Vragen en antwoorden over de culturele activiteitenpremie’ lijken versies van 13-10-2020, 16-03-2021 en 09-11-2021 elkaar alvast op bepaalde punten tegen te spreken. Het lijkt er sterk op dat de beoordeling van alle dossiers nu gebeurt op basis van de recentste versie van deze voorwaarden, terwijl erg veel aanvragen ingediend (en goedgekeurd) werden vóór deze wijzigingen. Opnieuw een logisch gevolg van het gehanteerde ‘first come, first served’ principe.

In de versie van de voorwaarden van 16 maart 2021 staat onder punt ‘5.3 Wanneer mag ik feedback verwachten op mijn verantwoording’ nog te lezen: ‘Alle toezichten zullen in 2021 uitgevoerd worden. We werken met het principe “geen nieuws, goed nieuws”.’ In het Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van een culturele activiteitenpremie in het kader van het noodfonds, dat inging op 10 oktober 2020 (en waarin trouwens te lezen is dat de Raad van State hierin niet geconsulteerd werd), wordt in Art. 9 gestipuleerd: ‘De premieontvanger hoeft geen verantwoording in te dienen.’ Er staat wel dat de premieontvanger verantwoordingen ter beschikking moet houden in het geval van controle. In principe strookt het bestaan van de webapplicatie via dewelke verantwoordingsdocumenten door de overheid verzameld werden niet met dit besluit.

Kunstenaars en organisaties die hier inderdaad van uitgingen krijgen meerdere maanden later plots wél een bericht van terugvordering. Er is geen enkele reden waarom een mens na de aanvraag, na de goedkeuring, na het georganiseerde evenement waarbij de premie werd uitbesteed, en na het indienen van alle nodige verantwoording via de daarvoor bedoelde applicatie, nog opnieuw de voorwaarden zou gaan controleren. Dus Ja, het is logisch dat deze mensen niet verwachtten dat er tóch nog een evaluatie kon volgen.

Want de kunstenaars die een betaling ontvingen kregen wel degelijk volgend bericht: ‘Goed nieuws! Jouw aanvraag voldoet aan de voorwaarden en komt in aanmerking voor de culturele activiteitenpremie. We storten jouw premie zo snel mogelijk op de rekening van jouw organisatie’ – een melding die overduidelijk een vals gevoel van veiligheid en vertrouwen creëert.

Communicatie is in deze situatie een overkoepelend probleem. Medewerkers van de administratie melden in hun e-mails naar de kunstenaars dat de terugvorderingsprocedure zal opgestart worden indien ze na enkele dagen nog geen antwoord hebben ontvangen. Ten eerste is, volgens Cultuurloket, het eisen van een antwoord op zulke termijn niet wettelijk. Ten tweede klinkt deze zin bijzonder dreigend en is het overduidelijk een psychologisch drukmiddel voor de ontvanger. Daarbij rijst bovendien de vraag: hoe zal de terugvordering gebeuren? In geen enkele communicatie lijkt uitgelegd te worden hoe de overheid precies € 20.000 (of minder) zal komen eisen. Wordt er een poging gedaan dit van een rekeningnummer op te halen? Wordt er meteen een deurwaarder ingeschakeld? Is er de mogelijkheid om een redelijke betalingstermijn of een betaling in schijven te onderhandelen?

Uit de extreem minutieuze keuring van de dossiers blijkt elke appreciatie voor de artistieke waarde van de betreffende projecten te ontbreken. Men zou denken dat een overheid die zichzelf de titel ‘State of the arts’ toekent daar toch enigszins belang aan hecht. De manier waarop met de kunstenaars gecommuniceerd wordt, getuigt van een totaal gebrek aan artistiek inzicht. Het is een blaam op de artistieke vrijheid van kunstenaars om hun eigen werk op een mechanische manier ontleed te zien – puur functioneel afgetoetst en met geen enkele interesse voor de inhoud.

Op de webpagina met informatie over de culturele activiteitenpremies staat een knop ‘Lees meer over de toegekende premies’. Wie daarop doorklikt, krijgt een prachtige goed-nieuwsshow onder de titel ‘35 miljoen euro voor bijna 7.000 culturele activiteiten’. En ‘even terzijde’: dat allemaal gepaard gaande met een gratis marketingcampagne, want één van de voorwaarden bestond erin dat elke publieke communicatie rond het project het logo van de Vlaamse overheid moest bevatten.

Verderop staat te lezen: ‘Deze ondersteuningsmaatregel komt zijn doel meer dan tegemoet en probeert mensen (…) op een veilige manier te laten proeven van cultuur. Een resem van interessante online of alternatieve activiteiten passeerden zo de revue.’ En ook: ‘Zo’n 60 procent van de aanvragers diende nooit eerder een subsidieaanvraag bij het departement in.’ Het ziet er nu naar uit dat die hele resem activiteiten opgevolgd zal worden door een droogte, mogelijk zowel wat betreft activiteiten als subsidieaanvragen – omdat mensen (die de overheid in de aankondiging van de premie trouwens zelf benoemt als ‘kwetsbare spelers’) simpelweg failliet en dus niet langer werkzaam zijn, of omdat al het vertrouwen in de overheid smelt als sneeuw voor de zon. Zien we bij de volgende subsidieronde een daling in het aantal ingeleverde aanvragen? Het zou voor de overheid wellicht mooi meegenomen zijn. Deze massale terugvorderingsactie dreigt vele kunstenaars in financiële problemen te brengen en het Vlaamse artistieke landschap als een slagveld achter te laten.

Kunnen we zover gaan dat we deze lange reeks terugvorderingen moeten lezen als een krampachtige poging om de overheidskas te spijzen? Het is opvallend dat deze grote stijging in berichten van terugvordering gepaard gaat met het einde van het eerste kwartaal. Bovendien staat in een online raadpleegbaar antwoord van minister Jan Jambon op een schriftelijke vraag over de culturele activiteitenpremies, gesteld in november 2021, te lezen: ‘Indien de middelen worden teruggestort in hetzelfde jaar als de initiële toekenning ervan, worden ze hergebruikt voor de financiering van een ander project. Indien de terugstorting plaatsvindt in het daaropvolgende jaar, vloeien de gelden terug naar de algemene middelen van de Vlaamse Gemeenschap.’ Door pas in 2022 met terugvorderingen te starten, maakt de overheid het zichzelf dus, zeer strategisch, onmogelijk om diezelfde bedragen naar andere artistieke projecten te laten gaan. In de plaats daarvan gaat het geld weer terug naar de algemene pot van de Vlaamse Gemeenschap en dus niet naar de kunsten.

Gebeurden er in sommige gevallen fouten met facturen en andere verantwoordingen voor bepaalde projecten? Wellicht. Maar moeten (ook andere) kunstenaars dat met een dreigbrief en de eis naar een hallucinante terugbetaling bekopen? De kernbedoeling van de culturele activiteitenpremie was precies dat: het organiseren van culturele activiteiten. Eén van de voorwaarden bestond in het in dienst nemen van twee andere cultuurwerkers (wat, mogen we aannemen, vooral gericht was op de ondersteuning van de talrijke freelancers die in de sector werkzaam zijn en door de pandemie zonder inkomsten kwamen te zitten). ‘Zo kan de regering deze groep, die momenteel zwaar getroffen is door de crisis, ook ondersteunen. Een groot deel van de 35 miljoen vloeit op die manier rechtstreeks door naar muzikanten, acteurs en techniekers. Maar ook personen actief in de media, dans- en fotografiesector komen aan bod,’ zo staat op de website van de Vlaamse overheid te lezen. Kunstenaars die inderdaad het grootste deel van hun budget lieten doorstromen naar andere gepassioneerde werkers, worden hier nu schijnbaar voor gestraft. Enkele kunstenaars spraken deze kans trouwens aan om een platform te bieden aan nóg meer kunstenaars, vanuit een artistieke generositeit, een gedeeld vertrouwen en loyaliteit. Zijn dat drie kwaliteiten die de overheid haar kunstenaars wenst te bieden of te ontzeggen?

Willen we als samenleving echt deze angstcultuur creëren? Een klimaat waarin kunstenaars geen aanspraak meer durven te maken op de zeer weinige middelen die hen voor de neus gehouden worden, als een tantaluskwelling? Waarin eindelijk een grotere bron van zuurstof, waar ze heel even van mogen proeven, toch een fata morgana blijkt te zijn en dreigt teruggevorderd te worden, met bedreiging, schande en een gefnuikte creativiteit (en in sommige gevallen de financiële doodsteek tot gevolg?

Wie denken we dat we als samenleving zijn, als we onze grootste krachten, onze mooiste geesten, de mensen die ons kritisch en alert houden, die voor schoonheid, reflectie, troost en humor zorgen – eigenschappen die broodnodig zijn voor onze eigen verbeelding en alertheid – systematisch kortwieken en erin luizen? Hoe is het mogelijk dat in 2022 de kunstenaar nog stééds, en opnieuw, slachtoffer van bureaucratie en politiek is? Waarom wordt de kunstenaar, die volgens studies tot de hoogstopgeleide mensen van de samenleving hoort, in diskrediet gebracht en geremd? Hoe is het denkbaar dat ‘Flanders, State of the Arts’ haar eigen kunstenaars zo kleineert? Wordt de kunst achter slot en grendel gehouden of is ze vrij, zoals de marketingcampagnes van onze overheid doen uitschijnen? De waarde en het niveau van een gemeenschap zijn af te lezen aan hoe zij haar kunstenaars behandelt. Wat als dat, na ‘first come, first served’ en ‘geen nieuws, goed nieuws’, nu eens het volgende principe wordt dat de Vlaamse Gemeenschap hanteert? Wat als de Vlaamse Gemeenschap haar eigen reputatie eer aandoet en kunstenaars eindelijk het vertrouwen en de vrijheid gunt die ze verdienen?



Deze tekst kwam tot stand met ondersteuning van het NICC

Jan en Randoald, Heimat, 2020
Jan en Randoald, Heimat, 2020