Alles over kunst

Inzicht

Kunst = solidair

Niels  Van Tomme

Ik wil het hier niet hebben over het overtuigende protest van de afgelopen weken en de broodnodige acties door kunstenaars en kunstwerkers doorheen Vlaanderen en Brussel. Ik wil het ook niet hebben over het krachtige collectieve denken dat is ontstaan tijdens haastig bijeengeroepen werkgroepen, of op overijverige mailing lists. En ook al niet over de urgentie van het bouwen van alternatieve structuren en het implementeren van overtuigende antifascistische strategieën voor de toekomst. Waar wil ik het dan wel over hebben? Over het gebrek aan echte solidariteit vanuit het institutionele beeldende kunstenveld.

(c) Karolien Chromiak

Toen ik eind vorig jaar bij ARGOS startte, na een periode van vijftien jaar in het buitenland te werken, was ik enthousiast om in Brussel aan de slag te gaan. Veel meer dan een thuiskomst, stond deze stad voor mij voor het onderweg zijn in een levendige microkosmos van het onzekere 21ste-eeuwse bestaan. Brussel niet zozeer als een thuiskomen, maar als een plek die je uitdaagt om constant nieuwe wegen in te slaan. Het is een context die zich bij uitstek leent om een kunstorganisatie te positioneren voor diegenen die geloven dat kunstinstituten veranderend en levendig kunnen zijn en ertoe kunnen doen op maatschappelijk vlak.

Maar wat als niet alle instituten dit geloven? In de periode na de aankondiging van de besparingen door Vlaams minister-president Jambon, die als een hakbijl doorheen het culturele veld raasde, werd er vanuit de institutionele beeldende kunstenwereld vooral gesproken over de concrete gevolgen (“één tentoonstelling per jaar minder”, “het ontslaan van 1,5 collega”, of het zowaar nog meer destructieve “niet langer uitbetalen van kunstenaarsvergoedingen”). De politiek van angst en krampachtigheid die door het huidige beleid wordt geïnstalleerd zou net een motor moeten zijn om het neoliberale dictaat van productiviteit, economische validiteit en blinde groei om te keren. En om gewoon datgene te blijven doen waarin we geloven: het zorgen voor onze instituten. En voor een breder en meer pluralistisch kunstenveld waar zij een onderdeel van vormen.

Hoe dan kunnen we bouwen aan werkbare alternatieve structuren die ons doorheen de komende periode loodsen? Hoe kunnen we zorg blijven dragen voor onze instituten als de condities ervoor ons worden ontnomen? Hoe kunnen we nieuwe mogelijkheden voor de toekomst faciliteren?

Tijdens de vele acties, gesprekken, ideeën, strategieën en stakingen, die momenteel de ronde doen is het maar al te makkelijk om de weg kwijt te geraken. Niets is nog zeker, en het ronddwalen behoort niet iedereen toe. Bovendien: meningen verschillen. Keer op keer word ik op zulke momenten geïnspireerd door de weerbarstigheid van de stad Brussel. Bij het ronddwalen doorheen haar straten denk ik vaak aan het volgende citaat van Henri Michaux: “C’est à un combat sans corps qu’il faut te préparer, tel que tu puisses faire front en tout cas, combat abstrait qui, au contraire des autres, s’apprend par rêverie.” (Poteau d’angle, 1981.)

Wanneer de strijd verder woedt, en wij die strijd ook meer en meer zullen toelaten in onze instituten (de huidige krampachtigheid is slechts tijdelijk), lijkt het me aangewezen om ook een meer interne strijd te laten ontluiken. Er staat momenteel bijzonder veel op het spel wat betreft echte politieke en sociale veranderingen, maar ik zou toch willen suggereren dat dit ook een tijd is voor de kunsten om zich andere strategieën in te beelden. Af en toe niets doen (“rêverie”), het omkeren van Michaux’ tu tot een meer collectieve vorm van dagdromen, is een valabel plan als het beleid van ons verwacht als entrepreneurs het eigen lot in handen te nemen.

We hebben zeker nood aan activisten, maar evenzeer aan mensen die inactiviteit beheersen. Echter, in plaats van dit te beschouwen als simpelweg niets doen, is dit een meer fundamentele oproep aan kunstenaars, kunstwerkers en kunstinstituten om zich deze unieke precaire tijd – onze tijd – fundamenteel toe te eigenen. Hoe anders gaan we ons de sprong naar een nieuw tijdperk voorstellen in plaats van hopeloos het oude proberen te redden? En hoe anders gaan we echte diepe solidariteit cultiveren?