Alles over kunst

Interview  HART Nr. 232

Schepper van archieven

Een gesprek met Zanele Muholi
Sorana  Munsya

Praktische info

Zanele Muholi, tot 21 mei 2023 MEP, Parijs, www.mep-fr.org

Zanele Muholi, Ntozakhe II, Parktown, 2016, courtesy de kunstenaar en Stevenson, Cape Town/Johannesburg en Yancey Richardson, New York, © Zanele Muholi

Zanele Muholi (hen/hun) omschrijft zichzelf als beeldend activist en minder als kunstenaar. Een activist met een missie: hen wil een archief samenstellen dat de levens van de zwarte LGBTQIA+-gemeenschap in Zuid-Afrika documenteert. Door portretten te maken van de leden van deze gemeenschap waarvan hen zelf deel uitmaakt, bevestigt Muholi het bestaan van deze queer personen op een andere manier dan via het geweld en de uitsluiting die ze ervaren. Hoewel Zuid-Afrika na de afschaffing van de apartheid een grondwet heeft aangenomen die als een van de meest progressieve inzake rechten voor de queergemeenschap wordt beschouwd, is het duidelijk dat deze grondwet de realiteit niet weerspiegelt. De wet bestaat maar het geweld tegen queer vrouwen, trans vrouwen en non-binaire mensen is er niet minder om.

Bij Uitstalling in Genk toonde Zanele Muholi eerder dit jaar hun bekende reeks zelfportretten onder de titel Somnyama Ngonyama. In meer dan dertig beelden gebruikt de activist hun lichaam als canvas om de politiek van ras en representatie in visuele archieven aan de orde te stellen. In Somnyama Ngonyama, isiZulu voor ‘Hail The Dark Lioness’, gebruikt Muholi de codes van de klassieke schilderkunst, de modefotografie en de etnografische taal. Elk zelfportret in zwart-wit stelt kritische vragen over sociale (on)rechtvaardigheid, mensenrechten en omstreden voorstellingen van het zwarte lichaam.

Sorana Munsya: Ik heb gehoord dat je nog als kapper hebt gewerkt. Je werkt ook vaak rond het begrip zorg. Is het correct als ik een link leg tussen die in je werk aanwezige aandacht voor zorg en je achtergrond als kapper?

Zanele Muholi, Candice Nkosi, Durban, 2020, courtesy de kunstenaar en Stevenson, Cape Town/Johannesburg en Yancey Richardson, New York, © Zanele Muholi

Zanele Muholi: Als kapper werken vormde onderdeel van mijn economische zelfredzaamheid. Ik bedoel, ik moest wel. Ik was ver van huis, ik woonde in Johannesburg, ik moest de kost verdienen. Er was niets anders dat ik op dat specifieke moment, bij mijn aankomst, kon doen. Het leven in Johannesburg is duur. Ik moest dus wel werken. Werken betekende dat ik de vaardigheden gebruikte die ik op dat moment had. Die hebben trouwens later een impact gehad op mijn artistieke productie.

Als we het over zorg hebben, dan gaat dat verder dan alleen maar haarverzorging. Bijzonder aan haar is dat het je hoe dan ook definieert. Als mensen naar je kijken, is je haar een van de dingen die het meest opvallen: je kapsel en hoe je het verzorgt. Op de een of andere manier toont het wie je bent, waar je vandaan komt en misschien ook wel je gedachten.

En ook: haar brengt mensen samen. Er ontstaat een band, mensen voeren gesprekken bij activiteiten die met haarverzorging te maken hebben. Er wordt zoveel cultuur gedeeld in dat soort context. Er zijn zoveel conversaties die gewoon voortvloeien uit het aanraken van iemands haar. Daar begint het gesprek. Onze moeders en grootmoeders vertelden verhalen tijdens het verzorgen van elkaars haar...

SM: Het is in die context dat je ervan droomde om fotograaf te worden... Kun je me vertellen hoe je in contact kwam met fotografie?

ZM: Dat gebeurde op een moment dat het niet goed met me ging, een periode waarin ik wanhopig op zoek was naar genezing, naar herstel. En dus had ik de keuze: afspreken met een therapeut en al mijn persoonlijke problemen op tafel leggen, of iets vinden om me mee bezig te houden. Met andere woorden: samenzitten met een wildvreemde en die mijn verhalen voorleggen of beter met mezelf leren omgaan en aan iets nieuws beginnen, een ander medium kiezen dat me kon helpen. En zo werd fotografie in zekere zin therapeutisch. Door middel van fotografie kon ik veel verhalen vertellen zonder dat ik ze in tekst moest omzetten. Uit dat visualisatieproces vloeiden teksten voort die geformuleerd werden door de buitenwereld, door mensen die naar mijn foto’s kijken. Iedereen creëert zijn eigen betekenissen op basis van waar ze naar kijken...

Het klopt dat ik de beelden gemaakt heb, maar ik geloof dat ze ook de verhalen vertellen van de mensen die de foto’s bekijken omdat die hun eigen manieren hebben om ze te coderen en te decoderen, afhankelijk van hun visie op de wereld en hun persoonlijk traject. De overdracht van het beeld is een proces: ik heb foto’s gemaakt op basis van mijn eigen ervaring. Jij schrijft dan over dat beeld en iemand anders leest wat jij over dat beeld hebt geschreven, en die persoon geeft het door aan de volgende en ga zo maar door.

SM: In je creatieproces benoem je de personen die je hebt gefotografeerd niet als onderwerp, maar als deelnemer. Wat bedoel je daarmee?

Zanele Muholi, Qiniso, The Sails, Durban, 2019, , courtesy de kunstenaar en Stevenson, Cape Town/Johannesburg en Yancey Richardson, New York, © Zanele Muholi

ZM: Als zwarte mensen werden we te lang geobjectiveerd. Er is voor ons gesproken en er geldt altijd een zekere hiërarchie. Weet je, het gebeurt maar zelden dat mensen voor zichzelf opkomen en de verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen stem en lichaam. Ik denk dat verbinding heel, heel belangrijk is. Daarom kies ik ervoor om mensen geen onderwerpen te noemen. Ik spreek uit eigen ervaring. Ik ken de schade en de gevaren van het objectiveren van mensen omdat het dan niet langer over hen gaat. Het draait dan meestal om de persoon die de foto’s maakt, die krijgt dan een naam. Vergeet niet dat we uit een naamloze samenleving komen. De meeste beelden hebben gezorgd voor een vervorming van wie we zijn als samenleving en als individu. Het maakte ons enkel tot studieobjecten.

Ik kan de leden van mijn gemeenschap, de groep mensen waarvan ik deel uitmaak, het dorp waar ik vandaan kom, geen onderwerp noemen. Want wie ben ik om dat te doen? Ik kom van de plek waar we deze vertekende beelden ongedaan willen maken en het narratief willen herschrijven, tot visuele verhalen die geschikt zijn voor de generaties na ons.

De mensen die ik heb gefotografeerd zijn mensen die deelnemen aan een project. Ze doen mee. Daarom moet hun deelname laten zien hoe ze getoond willen worden. Zijn ze het eens met hoe ze worden voorgesteld? Hoe zien zij zichzelf? Dat tegengeluid is heel belangrijk. Wie gefotografeerd wordt moet weten dat dit zonder overmacht of druk gebeurt.

SM: En het betekent ook dat je een relatie opbouwt met de mensen die je fotografeert.

ZM: Ja. Altijd. Altijd...

SM: Kun je me iets meer vertellen over hoe je jezelf presenteert? Je noemt jezelf geen kunstenaar, maar een visueel activist. Dat klinkt als iemand met een missie. Heeft dat visuele activisme impact in Zuid-Afrika en daarbuiten?

ZM: Ik heb het over mensen die vaak tot ballingschap worden gedwongen omwille van hun veiligheid. Ik heb het over een groep mensen die belastingen betalen in hun land, maar die geen kans krijgen om zich te uiten, om zichzelf te zijn. Ik vertegenwoordig de zwarte LGBTQIA+-gemeenschap. Ik heb het over de noodzaak van dit visuele archief dat zal blijven bestaan, ook als wij er niet meer zijn. Ook als ons bestaan wordt ontkend, zijn er beelden om te bewijzen dat we in Zuid-Afrika aanwezig zijn. Door te exposeren in galerieruimtes, in musea, in Europa of Amerika, wil ik dat mijn gemeenschap gezien wordt.

In Zuid-Afrika hebben we geen musea die gewijd zijn aan dergelijke onderwerpen en onszelf tonen is riskant. Als we thuis niet onszelf kunnen zijn, maar we krijgen de kans om ons op andere plekken te uiten, dan moeten we dat doen want velen onder ons raken verstikt. In deze tentoonstelling kan ik mijn ware queer identiteit tonen in heel intieme beelden die ik thuis niet kan laten zien. Hier kan ik mezelf zijn, precies omdat we hier zijn en niet op een of andere queerfobische plek in een homofoob land waar ik op mijn woorden moet letten.

SM: Hoe heeft de vertegenwoordiging van minderheden zoals zwarte LGBTQIA+-groepen een impact op de politiek in het algemeen en ook op hoe mensen de zwarte LGBTQIA+-gemeenschap zien in een land als Zuid-Afrika, waar de raciale geschiedenis en politiek vrij intens en structureel aanwezig zijn?

ZM: Elke vorm van representatie heeft de neiging om problematisch te zijn. Het hangt af van hoe het wordt gepresenteerd en wanneer. Ik probeer niet over algemene politiek te spreken. Politiek is immers problematisch vanwege de corruptie en andere kwesties die de ongelijkheid in ons land versterken.

Ik houd me dus vooral bezig met mijn persoonlijke politiek. Er zijn bijvoorbeeld veel queer artiesten die geen toegang hebben tot cultuursubsidies vanwege het feit dat ze queer en/of vrouw zijn. Maar Zuid-Afrika kent ook huisvestingsproblemen, wat meer onder de algemene politiek valt.

Zanele Muholi, Katlego Mashiloane and Nosipho Lavuta, Ext. 2, Lakeside, Johannesburg, 2007, courtesy de kunstenaar en Stevenson, Cape Town/Johannesburg en Yancey Richardson, New York, © Zanele Muholi

Sommige mensen zoeken zondebokken en beschuldigen de politiek door te zeggen: ‘Je hebt een miljoen uitgegeven aan queer mensen en hun kunst, terwijl er andere mensen zijn die niets te eten hebben, die dakloos zijn...’ Dan is het algemene politiek versus wij queers. Er zijn dus lagen. Omdat mensen verkozen willen raken, gebruiken ze informatie over hoe belastinggeld enkel wordt aangewend voor culturele activiteiten, queer gemeenschappen enz. Om dergelijke breuken te voorkomen, moet je een andere aanpak hanteren. En die andere aanpak betekent voor jezelf zorgen... Het kan betekenen dat ik met een plan moet komen en mijn eigen museum moet oprichten. Een museum dat tot mij spreekt, dat spreekt tot de gemeenschap waartoe ik behoor, dat zinvol is voor mijn omgeving, voor mijn persoonlijke belangen, zonder te stressen over wie wat doet en hoe ze het doen. Ik moet iets bedenken dat misschien niet honderd procent perfect is, zoals een staatsmuseum, maar ik zal een alternatief bedenken dat steek houdt.

SM: Heb je in Zuid-Afrika je eigen ruimte gecreëerd?

ZM: Ja, het Muholi Art Center.

SM: Dus met de opbrengst van je werk kun je die ruimte in stand houden en ook andere LGBTQIA+-artiesten helpen?

ZM: Ik creëer in feite banen voor andere creatieve mensen, ongeacht hun leeftijd, ongeacht hun geslacht, maar ze moeten wel zwart zijn. Ze moeten er bovendien trots op zijn dat ze zwart zijn en respect hebben voor wie we zijn. Je kan wel jong zijn, maar als je ook nog eens transfoob bent, betekent het dat je niet staat achter wat ik doe of geen begrip hebt voor wat ik wil bereiken.

Ik opende die ruimte omdat ik een plek wilde creëren om de zwarte Zuid-Afrikaanse LGBTQIA+-archieven te huisvesten. Een plek waar je kunt lezen, onderzoek kunt doen en items rond dit onderwerp kunt verzamelen. In die ruimte organiseren we ook activiteiten met zwarte vrouwelijke ambachtslieden. Ze produceren er werk en leren nieuwe vaardigheden, zodat ze uiteindelijk hopelijk voldoende middelen hebben om voor hun kinderen te zorgen. Hoewel ze zichzelf niet als kunstenaars zien, creëren ze veel. Ze hebben geen formele opleiding gehad. Ze hebben wel vaardigheden die van generatie op generatie zijn overgedragen. Deze kennis omvat noties van abstractie, expressionisme, surrealisme die niet westers zijn maar uit Afrika stammen.

SM: Wat opvalt in deze serie zelfportretten is je blik. Je verantwoordt je niet. Je belichaamt ook de mensen die je op je foto’s wilt vertegenwoordigen, zoals je moeder. Kunnen we zeggen dat dit werk intrinsiek persoonlijk is? Kun je ook iets zeggen over de verbinding die je in dit werk legt tussen waardigheid, zorg en representatie?

ZM: Er gaat gewoon tijd overheen vooraleer we onszelf kunnen zien zoals we zijn, blij omwille van wie we zijn, met onze eigenwaarde. Als je jezelf en je mensen herkent wanneer je in de spiegel kijkt, dan glimlach je. Je realiseert je dat je werkelijk hier bent. Je bestaat.

SM: Maar je lacht nooit in je zelfportretten...

ZM: In deze moeilijke periode, nu er zoveel hardheid is in de wereld, wil ik niet naar mezelf kijken en dan glimlachen. Ik denk dat het pretentieus zou zijn. En dus kijk ik enkel. Ik ben niet boos. Ik kijk gewoon naar jou zoals jij bent, naar de wereld zoals die is. Wat je ziet is gewoon mijn trots, mijn waardigheid. Ik word emotioneel als ik een ruimte binnenloop en naar mezelf kijk, en dan denk ik: heb ik dat echt gedaan?

SM: Je krachtige blik komt voort uit het feit dat je met een groep mensen bent. Deze foto’s kunnen gezien worden als individuele portretten, maar ik zie collectieve portretten, groepsportretten.

ZM: Er is iets collectiefs aan, dat is juist. Het is echt een uitnodiging om jezelf een plaats te geven als je door een ruimte loopt. Projecteer op elke foto je moeder, je zus, je vriend, op elk beeld. Dat is waar het gesprek begint.

SM: Hoe zie je de huidige Black LGBTQIA+-situatie in de wereld?

ZM: We willen geloven dat het beter is in Europa. We willen geloven dat het beter is in Amerika, maar economische empowerment is de sleutel. Je krijgt eventueel de nodige papieren om in Europa te gaan wonen, maar daar krijg je niet noodzakelijk dezelfde jobstatus als thuis. Stel dat je als dokter Congo verlaat om in Europa of Amerika te gaan wonen. Kun je daar dan hetzelfde beroep uitvoeren? Natuurlijk niet. Je zal je sterk moeten aanpassen om in het westen een aanvaardbaar leven te leiden. En je zult hoe dan ook dingen verliezen.

Maar even over LGBTQIA+ in het algemeen: we moeten onze geestelijke gezondheid herwinnen, we moeten dezelfde economische macht hebben, net als iedereen. Pas dan kunnen we beslissingen nemen en onszelf zien als onze gelijken, onze collega’s. Nu is er geen vrijheid voor zwarte en Afrikaanse LGBTQIA+-personen. Ben je vrij als je weet dat je je grootmoeder niet kunt bezoeken en dat ze alleen zal sterven zonder dat jij erbij bent? Als je teruggaat naar je land, weet je dat je niet meer naar Europa kunt terugkeren. Je had immers een visum gekregen omdat je verklaarde dat Afrika gevaarlijk voor je is. Dus hoe kun je dan teruggaan om je grootmoeder te zien? Als je teruggaat, zit je vast. Dat is de situatie van immigranten in het algemeen, maar in het bijzonder van LGBTQ-mensen die op zoek zijn naar een veiligere plek buiten Afrika.

SM: Rachael Moore was in 2018 medeoprichter van The Rainbow Nation1 in Brussel. Omdat ze in België een belangrijke speler is in het debat rond de Zwarte LGBTQIA+-beweging, vroeg ik haar welke vraag ze je zou willen stellen. Dit is ze: ‘Wanneer je lesgeeft aan jonge studenten, zeg je altijd dat je zelf het beste onderwerp voor je kunst bent. Met dit idee in het achterhoofd voelt het soms alsof jouw kunst een gesprek is met een toekomstige versie van jezelf en wij, het publiek, hebben gewoon het geluk dat we getuige mogen zijn van dat gesprek. Welke inzichten, visies, aspiraties heb je, naast je kennis van het verleden, voor je toekomstige zelf met betrekking tot visueel activisme en tot je eigen persoon?’

ZM: Ik denk dat we als mensen aan introspectie doen en de vragen die we onszelf stellen kunnen verwarrend zijn. We leiden een complex bestaan. Neem bijvoorbeeld menstruatiepijnen. Dat is een pijn die je niet kunt overbrengen, die je aan niemand kunt doorgeven. Je kunt het alleen maar proberen uit te leggen. Het beste deel van mij is die persoon waarmee ik wakker word en die ik met geen enkele andere persoon kan uitwisselen. Dat probeer ik zichtbaar te maken in mijn foto’s. Mijn beste onderwerp ben ikzelf. Met alle complexiteiten waar ik dagelijks mee te maken heb.

Mijn toekomstige zelf is een steeds veranderende persoon. De persoon die ik gisteren was, is vandaag iemand anders. Ik voelde me gisteren ook anders dan vandaag. Via de beelden die ik maak en deel zal men in de toekomst iets kunnen vertellen over mijn gevoelens nu.

Het geeft mensen de vrijheid om gewoon zichzelf te zijn. We komen van plaatsen die ons verloochenden, die onze stemmen en ons bestaan ontkenden. We worden vaak monddood gemaakt. Ik deel mijn stem met veel mensen om zo hun eigen stem te bevrijden.

Ik zou graag willen dat ik alle beelden die ik tot nu toe heb vastgelegd en die handelen over wie ik ben en wie mijn gemeenschap is, mooi kon verpakken en in een museum onderbrengen. Op die manier weet ik dat er een erfenis is. Ik wil ervoor zorgen dat alles wat we doen goed wordt gearchiveerd, zodat mijn kleinkinderen, onze kleinkinderen, een ruimte hebben die veilig is. Een ruimte waar ze onze collectieve verhalen kunnen horen, onze zwarte verhalen.


Vertaald uit het Frans en het Engels door Luc Franken