Alles over kunst

Interview  HART Nr. 194

Het probleem van vandaag is dat ‘wij’ gescheiden is van ‘zij’

Een gesprek met Otobong Nkanga in haar studio in Martin Gropius Bau
Pieter  Vermeulen

10 juni 2019. Het is bloedheet in Berlijn. Otobong Nkanga (°1974) ontvangt me in haar ruime, lichte studio in de Martin-Gropius-Bau, waar ze in residentie is. Beneden, in de projectruimte, vinden publieke events plaats als onderdeel van ‘Carved to Flow’, het project dat ze tijdens documenta 14 (2017) opstartte rond het produceren van zeep. Na de zomer, in september, opent een monografische tentoonstelling in Tate St. Ives, Cornwall. In april volgend jaar volgt een solo in de majestueuze Gropius-Bau. Het blijft behoorlijk hard gaan voor Otobong Nkanga, nochtans lijkt ze de rust zelve. Hoewel: ze heeft een intense, plastische manier van vertellen, en een innemende lach die me zonder meer doet smelten. Gelukkig draaien de ventilatoren in het atelier op volle toeren. Goed twee uur meandert ons gesprek langs leven en werk, van persoonlijk naar politiek, over het merkwaardige verloop van de tijd.

PV: Je hebt je kindertijd doorgebracht in Nigeria, om nadien naar Parijs en Amsterdam te verhuizen. Inmiddels heb je al meer dan tien jaar je atelier in Antwerpen. Voel je je thuis op verschillende plaatsen?

Otobong Nkanga: “Dat klopt. Op elke plaats leer je de levensstijl of de politiek op een andere manier begrijpen. Wanneer je in Frankrijk bent, ga je je anders gedragen dan in België of in Nederland. Je beweegt je anders door de ruimte, je werkt of doet de dingen anders. België is dan weer een van de vreemdste plekken want het brengt twee werelden, Vlaanderen en Wallonië, bij elkaar. Je bevindt je constant ergens tussenin. Ik vind dat net interessant, en op een bepaalde manier werkt het wel.”

PV: Ook qua media is het moeilijk om een constante te vinden in je werk. Hoe is dat gegroeid?

Nkanga: “Ik herinner me hoe ik als kind in contact stond met materie toen ik in de jaren 1970 in Nigeria met zand onder onze paalwoning speelde. Samen met mijn moeder waren we altijd aan het zingen en van alles aan het planten. Ik ben het gewoon om verschillende dingen tegelijk te doen, en gevoelig te zijn voor de dingen rond me heen. Ik studeerde keramiek aan de École Nationale des Beaux-Arts in Parijs, en dat was het enige waaraan ik werkte. Ik stond in het atelier van Giuseppe Penone, die ook met klei werkte. Op een bepaald moment werd me dat te veel omdat mensen er verwijzingen in zagen naar het Afrikaanse continent, de klei als Moeder Aarde, dat soort zaken. Het reduceerde alles tot één manier om naar het werk te kijken. Toen heb ik besloten om naar Jean-Luc Vilmouth te gaan, die zich aan de andere kant van het spectrum bevond: hij werkte met media, fotografie, video’s en performance.”

“Ik denk dat ik altijd probeer te begrijpen waar ik zelf sta en hoe bepaalde elementen kunnen refereren aan waar je thuishoort of waar je vandaan komt. Als je met deze elementen gaat spelen, als je ze verschuift en transformeert, tot op welke hoogte zijn ze dan nog herkenbaar? Elk medium heeft zijn eigen verhaal en referenties. Maar als je er twee of drie samenbrengt, welke nieuwe verhalen komen daar dan uit voort?”

PV: De tijdsdimensie lijkt me ook een rol te spelen. Ik weet dat je al lang een fascinatie koestert voor stenen en mineralen. Als we daarnaar kijken, voelen we de spanningsboog tussen ons menselijk begrip van tijd en de geologische tijdschaal. Plaatst dat ook je activiteit als kunstenaar in een ander daglicht?

Nkanga: “Het is even simpel als symbiotisch. Het komt erop neer om in sync te zijn: het moment vinden waarop het lichaam, de ruimte, de lucht, alles samenkomt en één lijn vormt. Ik bekijk het als iets dat zich manifesteert in tijd en ruimte, en waarin je zelf een rol speelt, ook al is het maar voor heel even. Sommige bomen bestaan misschien al 500 jaar, zoals een dwergbaobab in Senegal. Terwijl je daar onder zit, is er een explosie van vlinders in Dakar. De hele stad is dan gevuld met witte vlinders die maar één dag leven. Daarna zie je hen dood op de grond liggen. De tijd laat zich dus op een heel bijzondere manier benaderen.”

‘Contained Measures of a Kolanut’, 2012 – 2016, variable sizes of tables, hand-made 100% cotton paper, inkjet-printed photographs on forex, wood, kolanuts, extract
of kolanut, glass plates, knife, gloves, cushions, decanter and stand, details of the installation/performance in the Tropical House at the UC Botanical Garden, Berkeley
for Otobong Nkanga / MATRIX 260 at the UC Berkeley Art Museum and Pacific Film Archive, May 14, 2016 Foto: Charlie Villyard, courtesy of the artist

PV: Je bent erg gevoelig voor de specifieke omgevingen waarin je je beweegt. Hoe laat materiële cultuur haar sporen na op jou en in je werk?

Nkanga: “Neem nu ‘Carved to Flow’, het werk dat ik maakte voor documenta 14. Dat is begonnen met een bepaald verlangen, met een droom. Ik had erover gedroomd en wilde dat realiseren. Ik ben me gaan afvragen hoe ik dat ging doen. Verhuis ik tijdelijk naar Athene? Hoe ontmoet ik de mensen met wie ik wil samenwerken? Ik heb verschillende manieren van werken. Sommige werken zullen eerder in het atelier ontstaan, terwijl andere gebeuren in samenwerking met architecten, ingenieurs, enzovoort. We vergaderen, maken plannen, creëren prototypes ... Ik werk heel nauw samen met verschillende mensen. In sommige gevallen maak ik wel een klein prototype van mijn idee, van waaruit ik op zoek ga naar de mensen met wie ik wil samenwerken.”

“Bij het maken van de zeep bijvoorbeeld wist ik niet hoe ik te werk moest gaan. Ik herinner me wel hoe ik zeep maakte met mijn moeder. Maar dat was hot process en ik weet niets van cold process. Dus heb ik in Athene een botanicus en een chemisch ingenieur ontmoet die weten hoe zeep te maken op basis van mijn ideeën, met oliën uit Noord- en West-Afrika en het Midden-Oosten. Dat brengen we allemaal samen. We doen een aantal tests en elimineren de opties tot we uiteindelijk hebben wat we willen.”

“Tijdens zo’n project bevind je jezelf ergens tussen het echte leven en de droomwereld in. Je stapt dus de economie van het echte leven binnen − het maken van een product − maar je bevindt je tegelijk in de wereld van fantasie en verbeelding. Tussen die twee werelden moet ik het evenwicht zien te vinden. Ik voer gesprekken met mensen die nadenken over de circulaire economie en waste management, specialisten in het produceren van zeep, experten in de financiële economie, academici, ... In de geschiedenis van zeep liggen allerlei zaken vervat. Met welke geschiedenis wil je je precies inlaten, welk narratief wil je erbij betrekken? Eens je dat hebt, kan je gaan nadenken over zorg. Wat is zorg? Wat is herstel? Wat betekent het in relatie tot ecologie, tot de aarde?

PV: Laten we een ander voorbeeld nemen. Het laatste werk dat ik van je zag was tijdens de Biënnale van Venetië, waarvoor je overigens ook een bijzondere vermelding kreeg van de Gouden Leeuw-jury. Een van je werken is een lange sculptuur gemaakt uit glas van Murano, een eiland nabij Venetië, en Lasa-marmer, afkomstig uit de streek van Bolzano. Hoe voer je je onderzoek naar de geschiedenis van die materialen, naar hun oorsprong en betekenis?

Nkanga: “Ik was uitgenodigd door ar/ge kunst in Bolzano voor een tentoonstelling. Ik vroeg aan de curator wat voor plek het was en over welke materialen ze zoal beschikken. Zo spraken we over de appels in Bolzano of over de overproductie van melk. Niet ver daarvandaan bleek er ook een plek te zijn waar ze met marmer werkten, toen werd ik pas echt nieuwsgierig en enthousiast. Eigenlijk vertrek ik altijd vanuit mijn buikgevoel. Ik vroeg of er iets was dat we konden smelten, en zo zijn we bij glas beland. Terwijl ik rondkeek, viel mijn oog op een sculptuur uit de restanten van gesmolten glas. Dat vond ik prachtig. Zo is het werk begonnen, bij die emotie, bij die liefde.”

“Maar het werk bestaat ook uit twee materialen die niet samenwerken. We leven in een tijd waarin zo veel zaken samen komen, politiek gezien. Het lijkt wel een virus dat we niet zagen aankomen. Ik wilde iets maken dat niet noodzakelijk over politiek gaat, maar dat de politieke en medische wereld zelf betreedt. Ik wilde een arrêt sur image creëren, een verstilde beweging. Het doet denken aan een ader die besmet is door een virus. Je ziet het langzaamaan verstoppen en je ziet de vlekken. Rond die tijd was ik ook een boek aan het lezen, ‘Chromophobia’ van David Batchelor. Ik dacht aan Europa, dat qua kleur en toon aan het veranderen is en er tegelijk een fobie voor ontwikkelt. Denk gewoon maar aan extreemrechts en hoe zij over migratie praten: ook dat is een virus dat zich in de geest van mensen gevestigd heeft.”

PV: Hebben we veel van de natuur te leren?

Nkanga: “Ik ben altijd wat voorzichtig met het gebruik van het begrip ‘natuur’, want zo lijkt het alsof we dat van onszelf kunnen scheiden. Dat is het grootste probleem van vandaag, dat ‘wij’ volledig gescheiden is van ‘zij’, ook al zijn we uit hetzelfde samengesteld. In het westerse denken worden die onderverdelingen en duidelijke hiërarchieën gecreëerd. Maar we maken er net deel van uit. Eens we dat beseffen zullen we niet meer op dezelfde manier met het landschap omgaan. Het landschap dat we dáár zien is hetzelfde als dit landschap (wijst naar zichzelf). Je zou toch ook je eigen kind niet kunnen doden. Tenzij we gek geworden zijn, en misschien is dat ook zo. We zijn in staat om onze eigen kinderen, onze vaders en moeders te doden. Want we zien het gewoon als: dat is de natuur en dit ben ik. Door de taal hebben we ons gescheiden van de dingen.”

PV: Op dezelfde manier moeten we ook ons begrip van ecologie verbreden. Niet alleen als iets dat louter natuur betreft, maar ook als een specifieke manier van denken, van handelen, van omgaan met elkaar?

Nkanga: “Het is iets dat je gewoon moet zijn, iets dat je in het werk moet stellen. Het komt neer op de ‘eco-’ in ecologie en economie, dat ‘huis’ (oikos) betekent en het onderhoud daarvan: het huishouden. Je moet het geheel bekijken. Niet alleen het poetsen en het eten, maar ook de gezondheid en het mentale welzijn. Op den duur leer je te begrijpen wat het betekent om werk te maken en bepaalde materialen te kiezen. Waarom je dingen maakt, en voor wie.”

PV: Staan ecologie en economie met elkaar op gespannen voet voor jou?

Nkanga: “Onlangs had ik nog een discussie: voor wat of voor wie verdien je je geld? Mensen kopen auto’s en huizen. Maar je kan een kunstpraktijk ook proberen om te buigen naar iets anders. Dan gaat het niet louter om geld uitgeven. Het kan geld zijn dat iets teweegbrengt en meer mensen ten goede komt. We zijn hier tenslotte niet enkel voor onszelf, ook al geloven we dat graag. ‘Carved to Flow’ bijvoorbeeld wilde ik niet louter aangrijpen als een opportuniteit om in de spotlights te komen. Ik heb strategisch de bezoekersaantallen van de vorige documenta’s opgevraagd. Met zoveel mensen is de kans veel groter om het product, de zeep, te kunnen verkopen. Maar het uiteindelijke werk bevindt zich niet in documenta − dat was gewoon een platform om ervoor te zorgen dat het werk nadien kan blijven voortbestaan. De kunstwereld wordt op die manier een middel tot wat je wil bereiken.”

PV: Ben je radicaal optimistisch?

Nkanga: “Ik ben niet noodzakelijk optimistisch. Ik ben cynisch maar ik word optimistisch wakker (lacht). Anders zou ik niet opstaan en werk maken. Maar op lange termijn zie ik alles als vergankelijk. Op dit moment gaat het natuurlijk om bestaan of overleven. Maar als ik naar de toekomst kijk, 100 of 200 jaar vooruit, dan zie ik het als verdoemd. En dat maakt me niet droevig. Het is de prijs die we betalen. We behoren hier niet voor altijd te zijn.”

PV: Is dat niet fatalistisch? Als we toch verdoemd zijn, waarom zouden we dan een verschil proberen te maken?

Nkanga: “Neen, we moéten een verschil proberen maken om het leefbaar te houden. Zeker en vast. Als we naar de geschiedenis kijken en hoe mensen barre tijden hebben doorstaan ... Als we zien hoe mensen zich van het ene continent naar het andere bewegen in een armzalige boot, en bij aankomst nog steeds liefde vinden, nog steeds kinderen op de wereld zetten: dat is een vorm van verzet, en dat over verschillende generaties. ‘s Ochtends wakker worden en zeggen tegen jezelf: hell yeah. (schaterlacht) Liefde is heel belangrijk. Misschien heb je zelf niet lief maar ben je wel geliefd en heb je mensen rondom je. Zelfs al voel je je eenzaam, dan heb je nog steeds mensen tegen wie je kan praten en die om je geven. Ik denk dat dat je in staat stelt om verder te gaan.”

PV: Gelukkig kan kunst ook troost bieden. Je bent zelf een fervente en getalenteerde zangeres. Zie je dat als een soort van remedie?

Nkanga: “Waarom luisteren we tenslotte naar muziek? Ik denk dat het iets te maken heeft met de stem, het ritme, de hartkloppingen. Denk aan ons hartritme of onze polsslag: eigenlijk zitten we al in een bepaald ritme vervat. Het lichaam is al een koor op zich: je nagels die groeien (maakt een krakend geluid), je haar dat groeit of wordt uitgetrokken (maakt een piepend geluid) en dat alles met een vast ritme eronder (doet een beat na). Stel je eens zo’n wereld voor van non-stop muziek! (schaterlacht) Wanneer ik zing, heb ik het gevoel een verlengstuk te zijn van al die dingen die ik niet hoor. En dat doe ik om mezelf te kalmeren. Wanneer ik met mijn moeder en zussen zong, waren we met elkaar in sync en voelden we elkaars emoties zonder te moeten praten. Fascinerend, toch? De stem is zo transparant dat je onmiddellijk kan zeggen wanneer iemand enorm droevig is. Ik denk dat het een helende kracht is, iets dat je high maakt.”

PV: Waarvoor doe je het als kunstenaar?

Nkanga: “Het stelt je op de proef. Er zijn verschillende redenen. Mijn hele familie bevindt zich in Nigeria. Ik ben de enige die hier is. Hier is er geen genade. Als je niet doet wat je moet doen, als je niet werkt, dan heeft niemand tijd voor je. Uiteindelijk heb je niemand. Je doet het omdat je in leven wilt blijven. Je doet het omdat het zin heeft. Niet omdat je er geld mee gaat verdienen − dat is het niet. Kunst houdt je geestelijk gezond. Het stelt je in staat om te reflecteren en te bestaan.”

“Mijn broers en zussen zijn niet speciaal geïnteresseerd in mijn kunstpraktijk of in de prijzen die ik win. In onze familie doet gewoon iedereen zijn eigen ding. Mijn moeder heeft me altijd gezegd dat ik iets moest doen waardoor ik gepassioneerd ben. Dat is misschien moeilijk, maar je weet waarvoor je het doet. Ze zei erbij dat je er misschien nergens mee geraakt, maar dan heb je het tenminste geprobeerd. You die trying, that’s it. (schaterlacht) Ze zei me: als je dat niet doet, dan leid je een miserabel leven en heb je constant spijt. Als ik naar mijn zus of broer kijk, dan zie ik geen spijt. Soms huilen we wel uit bij elkaar, maar dan staan we terug recht en doen we verder. Ik maak kunst om mensen te doen beseffen dat zij dat ook kunnen doen, zelfs als je from scratch begint. Het is ook een manier om mijn moeder trots te maken. Ze stierf dan wel op mijn zeventiende maar ze had me wel alle tools meegegeven. Zelfs al ben ik moe, dan werk ik nog tot vier of vijf uur ‘s ochtends. Dat is wat me motiveert.”

PV: Waar droom je nog van?

Nkanga: “I’m living the dream. Ik maak die droom mogelijk en kom onderweg nog meer dromen tegen. Er is nog zoveel te doen en voor te zorgen dat je... (zucht) het gewoon moét doen. In het huidige politieke klimaat is het al heel wat als je met mensen kan werken, als je hen kan helpen en ze jou helpen. Dat is al heel wat. Het is nu, die droom (lacht).”